donderdag 15 november 2012

So much metal!


Opschieten, lezen. Elf reviews, het meeste stond al op Ragherrie, maar niet alles. Hup!

Anaal Nathrakh - Vanitas

Ik had niet verwacht dat Anaal Nathrakh zo snel na het vorige album met een opvolger zou komen. Ik wist ook niet zeker of mijn oren het wel aan konden. Kennelijk waren de Britse heren niet helemaal tevreden over Passion, want de nieuwe worp blaast hem compleet omver.

Anaal Nathrakh is een van de bands die het dichts in de buurt komt van de scheidslijn tussen muziek en herrie. Voor mij is het altijd een van mijn favoriete groepen geweest, puur vanwege de botte agressie en tomeloze energie die ervan af spat. Ook zijn ze een van de weinige groepen die een bepaalde stijl hebben, daaraan vasthouden, maar toch voldoende variatie weten te creeëren. Het album Hell Is Empty...And All The Devils Are Here was wat melodischer maar sindsdien duwt elk album de grens van extremiteit weer wat verder. Dat resulteerde vorig jaar in Passion, een rauw album met meer grind invloeden dan voorheen. Vanitas bevat die ook, maar gedoseerd, want het is veel meer black dan de bands sinds Domine Non Es Dignus was.

Er is meer noise invloed. Dat merkten we al aan het einde van Passion maar nu is het echt duidelijk. Het heeft geen zin om de bekende invloeden op te noemen, laten we noemen wat er verschilt van eerdere releases. In In Coelo Quies, Tout Finis Ici Bas en Todos Somos Humanos zitten wat lichte technoinvloeden. Deze eerste bevat ook een opvallend melodische gitaarsolo. De cleane zang is veel minder prominent dan voorheen, slechts korte stukjes bevatten ze. Verder rochelt Dave ‘V.I.T.R.I.O.L.’ Hunt als vanouds zijn stembanden aan gort. Deze man moet wel de meest veelzijdige zanger in de metal zijn; hij kan clean, death grunt, een ijselijke gil, pig squelen, een soort schorre rasp en diepe semi-cleane schreeuwen tevoorschijn halen. De mix is dik, een pure wall of sound, pas dus op voor je oren. Verder hebben we nog Feeding The Beast, een dreigend groovemonster dat de nekspieren losschudt. Er zit ook een erg dissonant riedeltje in, dat wel perfect op de plaats klinkt.Afsluiter A Metaphor For The Dead is langer dan andere nummers en is wat melodischer maar weet evengoed de necro sfeer goed te vatten.

Vanitas is een herhalingsrecept van een fijne hoestdrank. Je weet hoe het klinkt, toch is het steeds weer lekker en zie je steeds andere dingen. Vanitas blaast Passion omver door alles wat ik niet goed vond aan dat album (hoewel dat niet veel was) te verbeteren. Toch is het weer de mix van het album. Op Passion was die nogal brijerig, nu is ie veels te hard. Ik had oorpijn toen ik hem luisterde op iets te hard volume. Ook zijn de nummers niet meer even makkelijk te begrijpen door het gebrek aan cleane zang. Je verstaat er immers geen hol van.  Maar als het volgende album doorborduurt op deze lijn en iets beter gemixt is heeft Anaal Nathrakh misschien een perfecte plaat in handen.

90/100

Ensiferum – Unsung Heroes

Van een band als Ensiferum heb ik altijd hoge verwachtingen. Dat mag ook wel, gezien het absurd hoge niveau dat de band al sinds het debuut heeft. Vooral From Afar blies de concurrentie totaal omver. Hoe komt het dan dat Unsung Heroes zo’n vieze nasmaak heeft?

De Finnen teaserden ons volop. Studioreports met (incomplete) stukken van nummers, reviews werden gedeeld en in elk blad werd het album bedolven onder de negens en tienen. Een hype, zo blijkt. Hoewel Ensiferum goed begint met het verplichte intro en In My Sword I Trust, blijkt dat het hoogtepunt van het album te zijn. De titeltrack is langzamer, maar hey, zo is Ensiferum, niks nieuws onder de zon. Pas vanaf Celestial Bond ga je merken dat er dingen veranderd zijn. Het tempo is lager, de bombast van From Afar is weg en het geheel rust meer op melodie dan op de dosis agressie die er normaal in zit. Burning Leaves, waarschijnlijk het sterktste nummer van de hele plaat. Een stevige melodie en goed headbangbaar, precies zoals het van Ensiferum hoort. Celestial Bond is akoestisch en wordt volledig gezongen door toetseniste Emmi. Het tweede deel is wel met de volledige band, maar ik mis de power van vroeger. De Celestial Bond-delen worden gescheiden door Retribution Shall be Mine, een beetje matige poging om agressief te doen. Op Pohjola wordt nog een poging gedaan bombastisch uit de hoek te komen, maar het nummer pakt nergens en de Finse tekst maakt het nog iets minder boeiend. Dan is er nóg een akoestisch nummer. Last Breath wordt wat aangedikt met bombast, en is wel beter dan Celestial Bond. De sfeer van From Afar is aanwezig, helemaal als die zware koren inzetten. Dan is het de beurt aan de goliath, Passion Proof Power, een zeventienminuten durend epos met agressie, folkstukken, een gesproken deel en meer. Gek genoeg, hoewel het niet als Ensiferum klinkt, kan het mij wel bekoren. De overgangen zijn wat plots, maar toch ervaar ik dit niet als storend. Wel jammer dat met een fade-out eindigt, daar hou ik nooit van.

Unsung Heroes is...divers. Maar dat is niet per se goed. Ik mis de oude Ensiferum-sfeer. Deze komt alleen naar voren in In My Sword I Trust, Burning Leaves en Last Breath en dat is gewoon te weinig. Het lage tempo is ook geen succes, Ensiferum hoort agressief te zijn. Nee, dit is een teleurstelling. Passion Proof Power redt het album nog van een totale deceptie, maar voor een band als Ensiferum is dit ondermaats. Ik had er meer van verwacht.

69/100

Finsterforst - Rastlos

Mijn eerste kennismaking met het Duitse pagan/folk metal collectief was in 2009, toen het prachtige ...Zum Tode Hin uitkwam. Een monumentaal album met slechts vijf tracks en een lengte die tegen de 70 minuten aanliep. Het debuut Weltenkraft wist ook snel de weg naar mijn oren te vinden. Deze band was jong, maar liet zo veel potentie horen dat het niet meer leuk was. Zij zullen groot worden.

Voorlopig is het nog niet zover en bivakkeert Finsterforst nog in de opperste lagen van de Duitse underground folkmetal scene, samen met bands als Vogelfrey en Cumulo Nimbus. Finsterforst bedient zich van een ander allooi van die twee bands. Het debuut was gevuld met epische metal aangevuld met een dikke laag authentieke accordeon. Op ...Zum Tode Hin was de accordeon was nar de achtergrond gegaan en kregen Moonsorrow-achtige arrangementen de voorkeur. Rastlos doet er weer een schepje bovenop. De laag toetsen is dik, modderdik zelfs. Vanaf dat opener Nichts Als Asche er vol in knalt met beukende drums en een laag black metal gitaren wordt er vol gas gegeven. Vooral het eerste deel van de plaat is de geest van later Moonsorrow nog aanwezig, maar opeens valt alles weg en neemt de accordeon het stokje over. Het is een signaal dat Finsterforst nog steeds weet wat ze doen en nog steeds uniek weet te klinken. Er is een nieuwe zanger aan het roer en hij is een stukje diverser dan zijn voorganger.
Finsterforst-nummers proberen te ontleden is een loze taak. Elk nummer wendt zich in verschillende richtingen en klinkt anders. De accordeon is een constante factor, al speelt hij niet zo prominent als op het debuut. De toetsen zijn ook een hoogtepunt, ze scheppen drama over een laag gitaren. Vooral het intro van Fremd, waarin een dikke hoornsectie te horen is geeft mij kippenvel. Zo af en toe doet er cleane zang zijn intrede. De koorzang is erg geslaagd. Stirbt Zuletzt, met 10 minuten het korste échte nummer op de plaat, is zelfs vrijwel helemaal clean gezongen.
Ein Lichtschein blinkt uit in variatie. Zo zit er een stuk in dat direct van het debuut had kunnen komen. Finsterforst omschrijven als ‘Moonsorrow meets Alestorm’ is te kort door de bocht. Het magnum opus heet Flammenrausch en duurt bijna 23 minuten. Toch weet Finsterforst het nummer zo in te delen dat het blijft boeien. In tegenstelling tot Moonsorrow herhaalt Finsterforst ook niet eindeloos datzelfde riffje maar wordt er voldoende afgewisseld. De ritmes zijn echter anders en daar waar de gitaar op elkaar gaat lijken doen de toetsen of drums iets anders zodat er toch nog verschil zit. Dit is hoe lange nummers gemaakt zouden moeten worden.

Finsterforst overtuigt andermaal. Rastlos is een opgefokt, atmosferisch, folky en ruig plaatje met grote rol voor natuurliefde en de grootsheid daarvan. Dit is voor mij dé plaat van Finsterforst. Woest lange songs die boeiend blijven. Haters van folk metal zullen er geen flikker aan vinden, liefhebbers van de Duitse scene weten wat voor vlees ze in de kuip hebben. Verplichte kost voor hen.

90/100


Grave Digger - Clash Of The Gods

Een mens heeft zekerheden nodig in het leven. Zoals een vaste baan, vrienden waar je op kan rekenen en de krant elke ochtend op de mat. Ook Grave Digger kan inmiddels tot de vaste zekerheden in het leven worden gerekend. De Duitse band levert immers al jaren op regelmatige basis albums af die zich steevast in hetzelfde stramien bevinden. Alleen het concept wil nog wel eens veranderen. Zoals nu.

De bende grafdelvers onder leiding van schuurpapierstrot Chris Boltendahl heeft zich na enkele albums over Schotse en Keltische mythologie op vreemde grond begeven en waagt zich aan een concept over Griekse mythologieën. Dat is wel het enige vernieuwende aan Clash Of The Gods want verder is het precies Grave Digger zoals we dat gewend zijn. Het Duitstalige intro Charon barst los in God Of Terror en vanaf dan is het een feest van herkenning. Het is niet nodig om duidelijk te proberen te maken hoe het klinkt, het is op en top Grave Digger. Death Angel and the Grave Digger brengt dan ter afwisseling wat epischere elementen en op Call Of The Siren krijgen we dramatische toetsen en zang van Chris. Verder mag de luchtgitaar tevoorschijn worden gehaald op Medusa, Helldog (met heerlijk refrein), Warrior’s Revenge en Walls Of Sorrow. Ter afsluiting brullen we nog eventjes mee met Home At Last en dan is het alweer voorbij.

Ja, ook Clash Of The Gods mag aanschuiven in het rijtje prima te pruimen albums van Grave Digger. Het is inmiddels zo voorspelbaar als AC/DC of Korpiklaani maar toch blijft het fijne muziek. Vergeleken met eerder werk is Clash Of The Gods misschien wat bombastischer, maar verder is het gewoon hetzelfde als normaal. Of dat goed of slecht is moet je voor jezelf bepalen, maar ik zie er geen probleem in.

79/100

Hevisaurus - Kadonneen Lohikäärmeen Arvoitus

Toen Hevisaurus twee á drie jaar geleden in mijn leven kwam werd dat een stuk leuker. Even uitleg: Hevisaurus is een band die metal voor kinderen maakt. In dinosauruspakken. Denk dan niet dat het supersimpele muziek gemaakt door halfslachtig proberende muzikanten is, niks is minder waar. In de pakken zitten onder meer leden van Thunderstone, Sonata Arctica en Stratovarius. De muziek is niet te moeilijk, maar wel erg goed uitgevoerd en wel degelijk hard.

Kadonneen Lohikäärmeen Arvoitus is de vierde plaat van de band, op een kerstalbum na. Het is een heus conceptalbum meteen verhaallijn! Helemaal zeker weten doe ik het niet, en als iemand me kan verbeteren: graag, maar volgens mij betekent het iets als ‘het mysterie van de verdwenen draak’. Wat ik uit het intro begrijp is dat de band een of andere teleportatieapparaat heeft en door de tijd en over de hele wereld op zoek gaat naar hun vriend Louhikäärme. Denk ik. Tussen de nummers door zitten wat gesproken stukjes en ik vind het jammer dat ik geen Fins kan. Nu mis ik immers het verhaal. Over naar de muziek dan maar.

Wat mij echt opvalt is hoe hard de band dit album is. Dat valt al meteen te horen in Pelastuspartio. De drums zijn sneller, de riffs botter en de zang...typisch Hevisaurus. Erg verstaanbaar, gezien het feit dat het uit de strot van een Tyrannosaurus komt. Het is ook te horen in Nakkimakkara (Frankfurter Worst) en Ihmeainetta Kaljuun (Ik denk Wonderdrankje) dat het tempo gewoon veel hoger ligt. Meer metal dan hardrock zegmaar. Avaruuden Autokarjamo (Buitenaardse garage) is echt typisch Hevisaurus zoals dat op de vorige albums te horen was, maar op Ugala Bugala kan je bijvoorbeeld goed horen dat de bandleden op reis zijn. Oerwoudgeluiden en trommeltjes leuken het geheel op. Eksynyt Metsään wordt gezongen door toetseniste Milli Pilli. Ik weet niet of het schattig of irritant is, maar toch kan ik er wel omlachen, vooral gezien dat de track opgevolgt wordt door het razendsnelle Ihmeainetta Kaljuun. Daar kan ik wel op headbangen hoor.
De tweede helft wordt ingeluid met Uudet Tuulet, een rustieke ballad met wel wat power. Toch is Zing Zang Zong daarna weer grappig met de gespeeld oosterse invloeden. Op Pingviini Vilkutta is het jammer dat ik de tekst niet kan verstaan, want daar leunt het nummer echt op. Opvallend is de keiharde brug vol blastbeats en licht gegrunt! Op een kinderalbum! Teksisasin Jättilainen is wat minder mijns inziens, maar de banjo/toetsensolo is wel erg fijn. Met Bassolaukulla Maailman Ympäri wordt de zoektocht afgesloten met succes en op een hoog tempo.

Dit album is complexer en veelzijdiger dan de vorige albums van Hevisaurus. Afgezien van de onuitspreekbare titel is er niet veel op aan te merken. De nummers zijn divers, boeiend en nog steeds van bijzonder hoog niveau. Het is dit keer wel erg jammer dat we de teksten niet kennen, want die zijn wel van belang. Ook Eksynyt Metsään is wat op het randje. Toch heb ik weer veel plezier kunnen beleven aan dit album en ik blijf erbij dat elke metalhead dit minstens een keer moet luisteren. Ik ga de Dinosaur even dansen, tot later!

90/100

Evoken – Atra Mors

Sommige mensen zijn in de veronderstelling dat extreme muziek gelijkstaat aan snelheid. Dit is onzin. Volgens die redenering is DragonForce een van de extreemste bands ter wereld. Nee, sneller is niet per se extremer. Langzaam, dát is pas extreem. Dat bewijzen de vele bands die zich bedienen van deze depressieve, tergens trage variant van metal. Er bestaat veel bagger in dit genre maar tot de vaste waarden horen behoren namen als Esoteric, Mournful Congregation en Evoken.

Evoken uit Amerika levert het vijfde album af in hun carrière. Atra Mors bevat zes echte nummers, twee korte interludes en duurt 67 minuten. Dan weet je het al. Monolithische composities gevuld met depressieve melodieën en monsterlijk diepe grunts. Het album begint meteen goed met twee nummers langer dan tien minuten. De titeltrack zet de sfeer met sinistere toetsen en lage trommels. Zodra de gitaren invallen wordt er opgebouwd naar een climax. De logge ritmes en slome akkoorden worden afgewisseld met sferischere stukken met dissonante arpeggios. Descent Into Chaotic Dream is ook sfeervol. De cleane gitaar zit vol droefheid en melancholie. In tegenstelling tot Esoteric, die uitgebreide psychedelische paletten creeërt voelen de nummers van Evoken veel meer aan als ‘liedjes.’ Ik bedoel niet dat ze pakkend zijn of een refrein bevatten, maar de overgangen zijn logischer en elk nummer heeft wel zijn eigen identiteit.
Zo bevat Grim Eloquence veel dubbele bassdrums, een zeldzaamheid in dit genre. Het nummer voelt aan als een vertraagde versie van Candlemass. Halverwege wordt er echter volop geëxperimenteerd en wordt het geheel een stuk psychedelischer. De toetsen schitteren op het album. Ze weten altijd een goede sfeer neer te zetten en treden nooit naar voren, puur ter opvulling.
Op The Unechoing Dread doet cleane zang zijn intrede. De zang helpt om een gevoel van depressie neer te zetten dat ik niet vaak voel in muziek. Op de afsluiter Into Aphotic Devastation komen alle elementen nog eens terug en wordt het album afgesloten met een slepende climax.

Evoken beheerst de kunst van het neerzetten van sfeer nagenoeg perfect. Arta Mors ademt misère, depressie, wanhoop en kilte. Dit is voor een groot deel te danken aan de toetsen, maar ook de zang is het toonbeeld van leegte. Dit is veel extremere muziek dan wat de meeste mensen als extreem beschouwen. Het is funeral doom, dus er is veel te zeggen dat ik niet in woorden kan vatten. Ik raad dan ook aan deze plaat zelf te beluisteren. Makkelijk zal het niet zijn, een beleving wel. De plaat is niet overal even boeiend, de twee korte interludes halen de vaart er een beetje uit (no pun intended). Toch is Atra Mors een zwaar bovengemiddelde plaat en een must-have voor fans van funeral doom.

88/100

Monolithe – Monolithe III

Soms is een bandnaam zo toepasselijk dat je weet hoe de muziek klinkt. Denk aan Rompeprop. Monolithe is dus precies wat de naam zegt: een monolitisch werkstuk van immense proporties. Voor mij was het de eerste kennismaking met de Franse groep, en het was een fijne.

Monolithe III bestaat net als de voorgaande platen uit één enkel gelijknamig nummer van 52 minuten. Dit nummer ontleden heeft geen zin, het is allemaal verbonden met elkaar. De overgangen zijn logisch en alles past. Muzikaal laat Monolithe epische, meeslepende doom metal horen. Er is een flinke rol voor de toetsen weggelegd. Gelukkig doen de drums wat anders dan alleen traag beuken zoals dat normaal is in doom. Ik moet zeggen dat ik eerder iets a la Tyranny had verwacht, maar deze melodische richting kan ik ook zeer waarderen. Het is alsof Esoteric en Candlemass een bastaardkind hebben gehad. De hele lengte van het nummer houdt Monolithe je in zijn greep met wendingen, onverwachte partijen en rustieke toetsen. Dit is absoluut geen hapklare plaat. De drums zijn geprogrammeerd, maar dat zou je op eerste gehoor niet zeggen. Pluspunten voor de Fransen.

Gemakkelijk is het niet, maar ik heb nog nooit zoiets gehoord. Nergens betreedt Monolithe het ‘snelle’ terrein, maar toch is de muziek af en toe erg catchy. Voor mensen met geduld een erg prettige plaat. Niet iedereen zal hem gaan waarderen, maar ik raad hem toch aan aan fans van enigzins aparte doom metal.

80/100

Ill Niño  - Epidemia

Ill Niño is al jaren een band die ik goed in het oog hou. Wellicht komt het door mijn Surinaamse achtergrond, maar ik heb de mix tussen harde metal en latino percussie altijd een schot in de roos gevonden. Het is jammer dat na de geweldige eerste drie album er met Enigma een trapje naar beneden werd gedaan. Dat stapje werd nog wat verder gedaan door Dead New World. Een redelijke plaat, maar met niet het niveau van Revolution Revoluçion en Confession.

Epidemia borduurt verder op de lijn van Dead New World. Kortere nummers dus, met minder zijsprongetjes. Geen akoestische latinnummers meer, alleen maar metal. Hoewel er met The Depression en Only The Unloved prima begonnen wordt blijkt het een false start te zijn, want al vanaf La Epidemia en Eva verslapt mijn aandacht. De riffs zijn net wat te veel van hetzelfde en de percussie verdrinkt in de mix. Hoewel Demi God en Death Wants More wel prima harde nummers zijn en Time Won’t Save You teruggrijpt op ouder werk is Escape weer niet echt een hoogvlieger. Hoewel het gebruik van percussie daarop wel weer fantastisch is. Epidemia lijdt aan een zwaar geval van middelmateritus.

Ill Niño heeft het nog steeds wel in zich, het komt er alleen niet zo goed uit. Epidemia redt het gewoon niet bij het oudere werk. Toch heeft de plaat zeker zijn goede momenten en ik kan er wel van genieten. Misschien heb ik al te vaak naar de band geluisterd, maar de verrassing is er wel een beetje vanaf eerlijk gezegd.

70/100

Cattle Decapitation – Monolith of Inhumanity

Een van de meest oorverdovende bands aller tijden is zonder twijfel het Amerikaanse Cattle Decapitation. De band onder leiding van Travis Ryan is de prominenste van de ‘vegan grind’ beweging, een verzameling bands die voornamelijk zingt over hoe de mens de aarde om zeep helpt. Cattle Decapitation doet er nog een schepje bovenop door dieren boven mensen te verheven en consistent te blijven melden dat de mensheid kut is en de aarde om zeep helpt. Tel daar nog wat schokkend artwork bij op en dan weet je wat je kan verwachten.

Namelijk botte deathgrind. En oei wat gaat Cattle Decapitation hier te keer. Vanaf de eerste dreigende tonen van The Carbon Stampede tot de laatste furieuze blasts van Kingdom Of Tyrants is dit één lange uitlaatklep van agressie. Extreem technisch maar toch verliest de band zich niet in eindeloze noten. Het heeft allemaal zijn plek en past in het nummer. Complexer werk als Gristle Licker wordt moeiteloos afgewisseld met botte agressie als Projectile Ovulation, Dead Set On Suicide en het logge Do Not Resuscitate. Frontman Travis Ryan is de ster. Wat die kerel uit zijn strot haalt is om eng van te worden. Eerst en diepe gutturale grunt, dan weer een hoge scream van een fink aantal seconden, wat ranzige punk zang in A Living Piece Of Defecating Meat en ook nog ‘cleane’ zang, het is belachelijk. Buitenbeentje op het album is het ambient The Monolith, een zeer sfeervol en creepy intro voor de laatste track. Natuurlijk is er ook weer wat zwarte humor te bespeuren met nummers als Forced Gender Reassignment.

Het past allemaal als een puzzel. De zang, technische riffs en bot drumwerk, de drieste agressie van deze groep is ongeëvenaard. Voeg daarbij het zeer gevarieerde zang- en liedwerk en je hebt wat ik alleen kan bestempelen als een van de beste grind/death metalplaten die ik ooit gehoord heb. Monolith Of Inhumanity blinkt uit in alles wat je nodig hebt als botte deathmetalband.

92/100

My Dying Bride - A Map Of All Our Failures  

Jawel lieve kindertjes, het is weer doomtijd! En wat voor doom. My Dying Bride is goed bezig. Na het klassieke project Evinta en de EP The Barghest 'O Whitby is er ook nog een full-length album van de bedroefde Britten. Je zou bijna denken dat ze er plezier in hebben. A Map Of All Our Failures is alweer het elfde album van de band en de acht nummers klokken op iets meer dan een uur. Dan weet je het al. Songs als monolieten, trager dan een bergopwaartsgaande slak, terwijl Aaron Staintorphe zijn klaagzangen over de luisteraar uitstort. Het vertrouwde recept, maar toch mogen we sceptisch zijn. Want hoewel For Lies I Sire en A Line Of Deathless Kings goed waren, was het niveau van The Angel And The Dark River en vooral Turn Loose The Swans niet behaald. Met A Map Of All Our Failures constateer ik iets wat ik niet veel eerder zag: 'a return to form', zoals Engelsen dat noemen.

Ja, A Map Of All Our Failures is beter dan zijn twee voorgangers. Waar dat hem inzit is moeilijk in woorden te zetten. Wellicht omdat dit album gewoon van pure wanhoop aan elkaar hangt. Met songtitels als Like A Perpetual Funeral en The Poorest Waltz kan je nooit vrolijk klinken. Aaron heeft zijn vocalen verbeterd, en dat hoor je in Kneel 'Till Doomsday. Beginnend met een doodsbel vallen de loodzware gitaren van Hamish Hamilton en Andrew Craighan in. De zang van Aaron doet me ergens aan denken, maar ik kan nu even niet bedenken wie. Dan vallen de death metal invloeden in en laat Aaron voor het eerst in lange tijd zijn doodsgrunt weer los. Hoewel de heldere productie wat afdoet aan de sfeer die het hoort op te roepen ben ik er zeer van te spreken. The Poorest Waltz met zijn trieste melancholie en koorzang is een hoogtepuntje.

Met het in- en intrieste Abandoned As Christ sluit My Dying Bride het schijfje af. Voor mij is dit een favoriet, omdat de tekst uitermate sterk is. De melodieën zijn leeg en bedroefd en het gehaal voelt nog het meest alsof iemand zich aan zijn nagels voortrekt in het leven. Vooral de titeltrack blinkt uit in verdriet. De zang van Aaron is vooral op Like A Perpetual Funeral (en die track is net zo depri als de titel doet vermoeden) erg uniek, bewijs dat hij zich kan aanpassen en de band blijft boeien. 

Zeg wat je wilt, maar My Dying Bride is anno 2012 nog steeds een van de grootste doom metalbands. Het geluid is vaak geïmiteerd, nooit geëvenaard. Waar For Lies I Sire soms wat vlak en saai overkwam weet de band nu wel over de hele liniew te overtuigen. Luister naar het eind van A Tapestry Scorned. Als je daar geen kippenvel van krijgt ben je geen doom liefhebber. Persoonlijk had er wel iets meer power in de bekkens mogen zitten, maar dit is een klaag die alleen drummers kunnen hebben. Ik ben overtuigd dat My Dying Bride een van de betere platen uit de enorme discografie heeft kunnen maken. En als jullie me nu willen excuseren, ik ga in een hoekje huilen.

83/100







 Geen zin ik Jukebox, zoek zelf maar op, Toedels!

Stay Metal \,,/


dinsdag 28 augustus 2012

A long time of absence

Wen er maar vast aan dat ik niet regelmatig updates post, ik heb het te druk om naast stage en Ragherrie dit ook nog eens te onderhouden. Maar toch, omdat ik er zin in heb, weer eens een blogje.

REVIEWS


Ex Deo – Caligvla

Toen Kataklsm-frontman Maurizio Iacono in 2008 bekendmaakte bezig te zijn met een album over het oude Rome sprongen sceptici meteen op de zaak. Kataklysm over geschiedenis, dat kon toch niet? Nee, en dat gebeurde ook niet. Het jaar daarop liet Ex Deo, want zo noemde Maurizio zijn band, het album Romulus op de wereld los. De vijf Kataklysm-leden, aangevuld met Stéphane Barbe en (nu ex-)Blackguard toetsenist Jonathan LeDuc bleken een majestueus en episch meesterwerkje te hebben gecreeërd. Weelderige orkestrale arrangementen zette de niet  al te complexe gitaarpartijen flink wat kracht bij. Het was iets dat nog nooit gehoord was. Toch bleek Romulus geen perfect album en vooral bij de productie liet men nog wat steken vallen.

Ex Deo is nu weer terug en klaar voor wraak. Al vroeg in het jaar werd aangekondigd dat het nieuwe album Caligvla (Caligula) zou gaan heten en op 31 augustus uit zou komen, de 2000e verjaardag van deze bloeddorstige Romeinse keizer. Naar mate meer recensies verschenen werd het duidelijk dat we hier geen normaal album hebben. Werkelijk alle slechte punten aan het debuut zijn verbeterd. De productie is stukken helderder. De symfonische elementen staan duidelijk in de mix, maar het gitaargeweld is wel de basis. De drumsound is stukken organischer en vooral de snaredrum is flink verbeterd. De nummers steken logischer in elkaar en er is meer variatie. Net als op Romulus wordt er begonnen met een lied over een historisch persoon, in dit geval dus Caligula. I, Caligvla is een midtempo stamper van formaat waar de vuisten gebald worden en de tekst uit volle borst meegeschreeuwd. Het is de perfecte opmaat. Caligvla neemt je mee op een tijdreis. Een rommelige tijdreis want het is geen chronologisch album geworden. Dat was Romulus ook niet immers. Een conceptalbum is het ook niet, want hoewel het eerste nummer eer betoont aan Caligula, het tweede nummer Cliff Of Tiberius (Exile To Capri) gaat weer over iemand anders. Op dit nummer toont Ex Deo de ware kracht. Die woeste drums en gemute gitaren met daaronder de majesteuze hoornsectie is onovertroffen. De kracht en epiek daarvan is gewoon een mokerslag die je dwingt te headbangen.
  
Dezelfde mokerslag slaat toe in Divide Et Impera, waar de zangeres van Sirenia plots wat koren komt toevoegen. Melodischer werk vinden we onder meer in Per Oculus Aquila en Pollice Verso (Damnatio Ad Bestia) met gastzangwerk van Seth Siro Anton van Septicflesh, die ook het prachtige artwork heeft verzorgt.
Maurizio blinkt uit op het album. Als een centurio brult hij zijn troepen toe, soms als een demoon van Hades, soms als legerofficier maar nooit als ‘die kerel van Kataklysm’. Zoals het stuk aan het eind van Teutoburg (Ambush Of Varus), waarin hij de rol aanneemt van de centurion Varus en eerst orders geeft aan zijn mannen om aan het eind van het nummer een ware wanhoopsgil te geven als hij beseft dat hij verliest. Een stuk tekst waar de muziek trouwens perfect sfeer bij zet.
Once Were Romans mag nog één keer het gaspedaal indrukken met woeste blasts en perfect headbangbare stukken alvorens Evocatio: The Temple Of Castor And Pollux het album op puur orkestrale manier afsluit.

Het is een gewonnen strijd. Dit hele album hangt aan elkaar van epiek, drama, en heroïek. De orkestratie die de nummers kracht bij zet is gewoon hemels want laten we eerlijk zijn; zonder toetsen was Ex Deo niks. Maurizio is de held van het album met zijn veelzijdige stem, maar de rest van de band mag zeker niets verweten worden. Velen hebben kritiek op drummer Max Duhamel omdat hij zijn ware kunnen niet laat horen maar ik vind dat het zo moet blijven. Niks mis met blastbeats en hyperblasts, maar Ex Deo draait meer om sfeer en epiek dan Kataklysm en zijn huidige minimalistischere stijl past daar perfect bij. Dit is geen album voor mensen die metal graag zonder franje hebben. Het is bijna barok, met versieringen overal en een ‘larger than life’ thema. Over de top, en toch bloedserieus. In alle mogelijke opzichten is Caligvla een verbetering van het debuut, hoewel er toch flink wat luisterbeurten nodig zijn om hem te doorgronden. Neem er echter de tijd voor, want dit is wellicht één van de beste albums die er dit jaar uit zullen komen. Veel concurrentie zal hij niet hebben, want Ex Deo is nog steeds de enige in zijn soort. Ave Ceasar!

95/100

Candlemass – Psalms For The Dead

Candlemass is no more. They have ceased to be. Bereft of live, they rest in peace. Nou ok, dat is wat overdriven. Psalms For The Dead is het laatste échte album van de Zweedse doom metal band. Bassist/bandleider Leif Edling wil voortaan alleen optreden en losse nummers als download aanbieden. We zullen zien hoe lang ze dat volhouden.
Goed, het laatste album dus. Meteen ook maar het laatste album met Robert Lowe. Dat is toch wel jammer, de man had een uitstekende stem voor de epische metal van Candlemass. De komende shows worden gedaan met duizendpoot Mats Levén, die inmiddels in bijna alle Zweedse bands heeft gezongen. Daar komt nog eens bij dat toetsenist Per Wiberg (ex-Opeth) de rangen is komen versterken. En dan lijkt Candlemass ineens best veel op Krux, dat andere doom metal bandje van Leif Edling...

Geen reden tot paniek, Candlemass is nog steeds Candlemass. De toevoeging van Per Wiberg is echter wel een geniale zet geweest want zijn orgels tillen de plaat net dat beetje hoger. Zo vangt Prophet erg plechtig aan alvorens in een echte Black Sabbath-riff los te barsten en draait het logge Siren Song bijna helemaal om de orgels. Het klinkt alsof Deep Purple besloten heeft de gitaren te ontstemmen. Prophet is nog redelijk snel, maar The Sound Of Dying Demons is net zo heavy als de naam doet vermoeden. Het zijn de traditionele logge tempo’s die we gewend zijn. De toetsen produceren verschillende ambient-achtige effecten die de leegtes prima opvullen.
Andere hoogtepunten zijn het psychedelische Waterwitch en de titeltrack, die zelfs bijzonder catchy is. Het tempo van dit album ligt ietsjes hoger dan op voorganger Death Magic Doom, en wellicht iets dichter bij de traditionele doom van Saint Vitus en Pentagram. Oftewel, dichter bij Black Sabbath. Zoals goed te horen is op The Killing Of The Sun. Iron Man anyone?
Het album opent sterk en sluit sterk af. Black As Time start met een lange speech over de tijd en hoe het onze vijand is. Erg sfeervol, en erg krachtig wanneer de band invalt met een keiharde riff. Robert Lowe zingt aan de top van zijn stembanden en laat horen dat zijn stem nog steeds enorm veel power heeft. Op het hele album klinkt hij sterk. The Lights Of Thebe laat horen dat hoog zingen niet gepaard hoeft te gaan met een slappe falsetto.

Psalms For The Dead is een mooie afsluiter geworden. Candlemass heeft een knappe discografie en meer dan genoeg materiaal om afwisselende setslists samen te stellen. Met dit album zit het wel snor. Muzikaal wordt er helemaal niks nieuws ten gehore gebracht, het is allemaal wel eens gedaan, niet in het minste door Black Sabbath, maar het steekt allemaal goed in elkaar en ligt lekker in het gehoor. Duidelijke structuur, niet te lang gewauwel en typische doom metal stukken worden afgewisseld met wat sneller werk. Een album dat naadloos aansluit bij de rest van de discografie.

81/100

Trollfest - Brumlebassen

Ik weet niet wat Trollfest doet (volgens mij weet niemand dat) maar ze doen het goed. Brumlebassen is alweer het vijfde album van de Noorse trollenbende. Sinds Villanden in 2009 uitkwam heeft de ooit Finntroll-achtige sound plaats moeten maken voor een compleet geschifte mix tussen balkanmuziek, black metal en folk. Op En Kvest For Den Hellige Gral kwam dit al prominent naar voren maar op Brumlebassen is Trollfest muzikale richting echt duidelijk. En doorgeslagen. Dat ook.

Er is werkelijk geen etiket op te plakken. Trollfest zit al jaren op de grens tussen avant-garde en folk maar nu is er geen pijl meer op te trekken. Van de botte intro van het titelnummer tot het extreem hilarische Rundt Bålet springt Trollfest van de hak op de tak met soms de meest vreemde muzikale wendingen. Zo begint Böse Tivoli met een (draai)orgel en knalt Illsint er bruut in met blasts en oerwoudkreten. Dan maakt de band een draai van 180 graden en blijkt Hevlette een kroegliedje te zijn waar geen metal aan te pas komt. Tussen deze track en het andere akoestische stukje vreemdheid dat Mystisk Maskaert heet zit nog Finsken, Norsken Og Presken ingeklemd, waarop de opzwepende balkanklanken weer de kop op steken. De productie is compleet volgepropt en laat weinig ademruimte over, behalve bij de akoestische liedjes. De zang van zanger Trollmannnen verdwijnt nogal onder dit geweld, zodat zelfs de geoefende Trollspråk-spreker nog moeite heeft het verhaal te verstaan. Ja, er is een verhaal. Brumlebassen is de imker van de trollen die de honing produceert voor hun mede. Natuurlijk gaat het over drank. TrinkenTroll is een nummer dat het live goed zal doen met een vraag/antwoord structuur in het refrein. Het satirische Sellout bevat een gastoptreden van de zangeres van Tristania. Kennelijk verveelt ze zich, ze zit ook al bij Ex Deo te schnabbelen.

Brumlebassen is gestoord, maf, krankzinnig, idioot en volslagen van de pot gerukt. Maar ja, Trollfest zelf is gestoord, maf, krankzinnig, idioot en volslagen van de pot gerukt. Het is een vijftig minuten-durende uitbarsting van blastbeats, krijszang, idioterie, willekeurige trompetsolo’s en eigenzinnigheid. Nou had Trollfest dit altijd al maar op Brumlebassen komt het allemaal het meest tot zijn recht. Maar dit werk gaat het beste tot zijn recht komen op een podium. Daar valt het namelijk een stuk minder op dat het stiekem toch wel wat op elkaar lijkt. Brumlebassen is dan wel geflipt, maar ook uitstekend in elkaar gezet en een genot voor het oor. Mits je van muziek houdt die gestoord, maf, krankzinnig, idioot en volslagen van de pot gerukt is.

85/100


Luca Turilli’s Rhapsody – Ascending To Infinity

De meest opmerkelijke bandsplit van de afgelopen tijd komt zonder twijfel uit het kamp van Rhapsody. Wegens een rare samenloop van omstandigheden hebben we nu maar liefst twee versies van de Italiaanse ‘Hollywood metal’ band, te weten de originele Rhapsody (Of Fire), en Luca Turilli’s Rhapsody. Luca Turilli is de snelste van de twee en levert met Ascending To Infinity zijn eerste album af. Dit is géén soloalbum, benadrukt hij. Het is een album van zíjn versie van Rhapsody, met een line-up die nagenoeg exact is aan die van de échte Rhapsody.

En dat is te horen want het geluid lijkt als twee druppels water op de aangedikte power metal van de originele groep. Met Alessandro Conti (Trick or Treat) heeft Luca een meer dan waardige vervanger voor Fabio Leone gevonden. Deze man kan zingen! Hij beschikt zowel over een krachtige hoge stem, maar kan tevens een operastrot op zetten de kan wedijveren met de beste klassieke zangers.
Met Ascending To Infinity wil Luca Turilli de wereld introduceren tot de ‘cinematic metal’, symfonische metal met nóg meer soundtrackelementen dan Rhapsody. Dat is meteen te horen in het intro Quantum X. Elektronische geluiden worden afgewisseld met een schallend (synthetisch) orkest dat zo op een Two Steps From Hell-album had kunnen staan. Het loopt naadloos over in de titeltrack en laten we eerlijk zijn, het is gewoon een Rhapsody-track. Van de ratelende drums tot de weelderige arrangementen. Maar het album bevat wel degelijk diversiteit! Dantés Inferno is een groovende met grote rol voor de koren en een aanstekelijk refrein en op Excalibur doen folkinvloeden hun intrede.

De meest opvallende tracks zijn Tormento E Passione en Luna. De eerste is een duet tussen Conti en een zangeres dat perfect de twee delen van de titel weet uit te beelden. Een aparte track die wel tijd nodig heeft om te groeien, maar zeker niet slecht is. Luna is een cover van een Italiaanse popzanger. Hoewel zijn naam je waarschijnlijk niks zal zeggen, is er toch een kans dat je dit nummer kent. Het is wel jammer dat het stuk dat door de zangeres gezongen wordt echt heel kut is. Alessandro blinkt uit in dit nummer. Ik vraag me af waarom hij met zo’n stem zich zo lang aan een derderangsact als Trick Or Treat verbonden heeft…
Voor de rest zijn nummers als Dark Fate Of Atlantis en Clash Of The Titans erg smakelijke nummers waarin het ‘cinematische’ goed uit de verf komt. Er zit veel Latijnse koorzang op dit album en ik vind dat wel tof.
Een speciale vermelding is er voor Of Michael The Archangel And Lucifers Fall, een zestienminuut durend epos in drie delen met voice-overs, prachtige orkestratie en dikke lagen koorzang. Een monster van een track, maar zeer catchy voor zijn lengte.

Kom op mensen, natuurlijk klinkt dit als Rhapsody. Luca is immers de hoofdcomponist van Rhapsody geweest, dus is het zo gek dat het geluid wordt voorgezet? Nee dus. Waar we echt naar uit moeten kijken is het album van de originele Rhapsody, die nu zonder hun vingervlugge snarenplukker zitten. Luca weet in ieder geval te bewijzen sterk uit deze split te komen. De nummers zijn sterk, met uitzondering van bepaalde stukken in Luna, en met Alessandro Conti zit er echt een enorm talent in de band. Het ‘cinematic’ is niet meer dan een grotere nadruk op de symfonische arrangementen, toch de smaakmaker bij Rhapsody. Geen grote verassingen, maar toch erg divers materiaal. Soms is het niet een kwestie van originaliteit maar van kwaliteit, en dat levert Luca Turilli hier. Voer voor de power metal fans dus.

91/100

Windfaerer  - Solar

Soms kom je een band tegen wiens naam je zo intrigeert dat je het móet checken. Dat was bij mij met Windfaerer het geval. De cover doet denken dat het hier om een of ander light-ambient projectje gaat. Wat onderzoek wees uit dat Windfaerer een een black/folk metal band uit de VS is, een driemans project om precies te zijn. De groep heeft al eerder een album uitgebracht en Solar is hun eerste EP.

Windfaerer presenteert een bekend geluid hier. De basis ligt goed verankerd in de black metal. Het klinkt echter veel melodischer dan hun Noorse broeders. Op A Glimpse Of Light worden zelfs wat epische wendingen ondernomen. Het is echter de viool die Windfaerer onderscheid. Sommige gitaarpartijen zijn in werkelijkheid afkomstig van de strijker van de groep. Hoewel de productie wat dof klinkt heeft het wel zo zijn charme. Het blijft tenslotte black metal.
Op Blackened Voids werkt men to naar een climax om net voor het hoogtepunt compleet te stoppen en een akoestisch/vioolsolo te laten horen. Erg gaaf gedaan. Het klinkt folk, maar toch ook weer niet en toch past het perfect. Op In The Shadow Of Giants wordt een stapje meer richting conventionele folk metal gedaan. Het is de langste track, maar ook de meest catchy. Bij vlagen doet het mij aan Thyrfing denken. Het klinkt allemaal veelbelovend.

Nou moet ik bekennen dat ik niet erg bekend ben met dit subgenre. Ik weet dus niet of wat Windfaerer laat horen uniek, speciaal of op een andere manier bijzonder is. Wel vind ik dit een aangename kennismaking. Het is an sich niet supergoed, maar wel erg degelijk en maakt me nieuwsgierig om hun eerdere album op te zoeken. Ook zijn de vioolpartijen gewoon uitstekend. In dat opzicht is de band geslaagd en verdienen ze dus een voldoende, ook al kan de productie stukken helderder.

70/100


Bij een bandnaam als ‘Herfst’ is het eerste waar ik aan denk een depressief/melancholische doom metal band. Dat is in dit geval fout gedacht. Herfst is een Belgische band die volgens de Encyclopedia Metallum blackened death metal maakt, en volgens henzelf ‘necromantik metal.’ In de praktijk komt dit neer op een stevige mix van gothic, death en een vleugje neoklassieke metal waarbij de geest van  Cradle Of Filth af en toe eens om de hoek komt kijken.

Hoewel deze EP maar vijf nummers bevat duurt hij toch een half uur. Dit komt onder meer door het lange epos Code Noir, dat bijna tien minuten telt. Tonight It Descends trapt af in de vijfde versnelling. In plaats van een doodskrijs krijgen we veel cleane zang te horen, afgewisseld met wat gegrunt. Diepe zang en grommende growls, het blijft een mooie combi. Ondanks dat Herfst slechts een kleine band is heeft Dan Swanö de mix op zich genomen en dat hoor je. De gitaren nemen het voortouw samen met de zang, de drums hebben een goede sound en de toetsen raken niet ondergesneeuwd onder al dit geweld. De nummers liggen wel allemaal in ongeveer hetzelfde straatje en echt grote verassingen doen zich niet voor. Het eerder genoemde Code Noir is zonder twijfel het beste nummer. De track wordt nooit saai of super voorspelbaar, een must voor lange nummers.

Herfst weet een zeer sfeervolle plaat af te leveren. Het is een aangename kennismaking voor mij. Een mix tussen gothic en death metal die eens niet klinkt alsof hij ballen mist. De mix is erg goed en de band laat horen degelijke nummers te kunnen maken. Mensen die nieuwsgierig zijn geworden raad ik zeker aan hem eens te checken, want het niveau ligt veel hoger dan op hun album Necrotica. Als dit een voorproefje voor een nieuw album is, is mijn interesse in ieder geval gewekt.

74/100

JUKEBOX


Stay metal \,,/






woensdag 6 juni 2012

All sides of the spectrum


Zo, hier is weer een lading reviews. Van power tot thrash en van hard rock tot avant-garde. Brede muzieksmaam for the win!

Kreator – Phantom Antichrist

Zenuwachtige thrashers kunnen weer rustig ademhalen: de nieuwe Kreator is gearriveerd! Drie jaar hebben we moeten wachten op nieuw werk van de Teutoonse thrashers en na flink wat getease met de nieuwe single Phantom Antichrist is het werk dan eindelijk te beluisteren voor het journaille.

Van de grote Duitse Drie (Sodom, Destruction en Kreator) is Kreator altijd mijn favoriet geweest. Niet te moeilijk doen om origineel te zijn maar gewoon lekker drieste agressie. Brulboei Mille Petrozza leidt zijn bataljon weer door tien tracks die uitblinken in agressie, creativiteit en kwaadheid.
Mille is geen vrolijk mannetje. Zijn teksten handelen steevast over de mensheid en alles wat zij fout doet. Zo ook op Phantom Antichrist. Na het korte Mars Mantra barst de titeltrack in alle hevigheid los. Vanaf daar word je op sleeptouw genomen door al het moois dat thrash metal te bieden heeft. Strak drumwerk, botte riffs en Mille’s woeste schreeuwzang, het is er allemaal. Het album knalt op topsnelheid door. Death To The World en From Flood Into Fire zijn typische Kreator-tracks die het vooral live goed gaan doen. Het met strijdtrommels beginnende Civilisation Collapse schetst een pessimistisch beeld van de mensheid. Mille’s teksten zijn nog nooit zo kwaad geweest en de kleine schreeuwlelijk spuwt meer dan ooit zijn gal. Maar toch is er ook wat ruimte voor melodische elementen, riffjes geïnspireerd door de melodische death metal. Zoals in de refreinen van Civilisation Collapse en The Few, The Proud, The Broken.
Dat thrash met een akoestisch intro goed werkt bewees Metallica al met Fight Fire With Fire. Kreator doet het nog even dunnetjes over door klassieke gitaren uit de kast te halen op United In Hate. Het zet je volledig op het verkeerde been, vooral wanneer Mille een van zijn meest verwoestende schreeuwen ooit produceert. Het refrein grooved lekker maar de thrash is dik aanwezig.
Ook Victory Will Come bevat melodische leads. Toch is het ook hier slechts deel van het nummer. Misschien dat de verhoogde melodie thrashpuristen wat af schrikt, maar ik vind het geen enkel probleem.

Kreator weet toch weer kwaliteit te leveren met precies hetzelfde kunstje zonder dingen te vernieuwen. Er is natuurlijk wel het traditionele uitstapje naar de dubieuze periode in de jaren ’90, maar zelfs dat hebben we vaker gehoord. Phantom Antichrist is het meest verfrissend klinkende album van Kreator in jaren. De band klinkt hongerig, alsof het een debuutalbum is. De productie is top en laat de band strakker dan ooit klinken. Thrashfans, jullie weten wat je te doen staat.

84/100

Be’Lakor – Of Breath and Bone

Er bestaan bands op de wereld die heerlijke muziek maken, maar toch niet de aandacht krijgen die ze verdienen. Het uit Australië afkomstige kwintet Be’Lakor is wat mij betreft zo’n band. Met The Frail Tide (2007) en Stone’s Reach (2009) hebben ze al twee zeer goede albums afgeleverd en toch opereren ze nog altijd in de tweede divisie. Hoog tijd dus dat daar verandering in gaat komen en we het nieuwe album Of Breath And Bone eens in het zonnetje zetten.

Be’Lakor is een perfect voorbeeld van hoe melodische death metal hoort te klinken. De energie van death metal is aanwezig, maar de melodische leads en een groot gevoel voor melancholie zitten perfect verweven in het geluid zonder dat de band er ‘soft’ van wordt. Er is goed geluisterd naar de Finse meesters, vooral Insomnium is er goed in terug te horen. Be’Lakor speelt echter geen simpele imitatie van Insomnium, maar weet hun eigen draai te geven aan de melancholieke death metal van de Finse band. Zo zijn alle nummers (behalve het korte interlude To Stir the Sea) langer dan zes minuten en is een couplet-refrein structuur ver te zoeken.
Toch zijn de nummers erg overzichtelijk. Er wordt niet klakkeloos riff na riff uitgepoept maar er is serieus nagedacht over de structuur van de composities, want zo mogen we ze wel noemen.

Het album opent met het ruim acht-minuten durende Abeyance, met een mooie riff en een enorme brul van zanger/gitarist George Kosmas. Hij heeft een veelzijdige stem, in het gruntregister dan. Zowel hoog als laag brengt hij met gemak voort. Be’Lakor laat meteen horen hoe veelzijdig de hele band is want na krap een minuut zwakt het allemaal af en worden de gitaren clean. Om even doodleuk harder dan tevoren er weer in te knallen. De bas is hoorbaar, een unicum en een zeer groot pluspunt. Hij volgt de gitaren niet maar doet zijn eigen ding, ook al bestaat dat voor een groot deel uit grondtonen spelen. Er zit een toetsenist bij de band, maar zijn werk treedt niet op de voorgrond en is voor een groot deel atmosferisch. Remnants, de single van het album, leunt voornamelijk op een pakkende riff. Fans van Finse melodische death likken hun vingers hierbij af.
Het korte instrumentaaltje To Stir The Sea deelt het album in tweeën. Hier bevinden zich de lange nummers. Zowel In Parting en The Dream And The Waking duren bijna tien minuten. Toch verdrinken de nummers niet in saaiheid. In Parting weet snel en langzaam perfect af te wisselen. De piano heeft een groot aandeel in dit nummer. In The Dream And The Waking is de geest van Insomnium sterk aanwezig. Misschien iets té sterk. Bij elke beweging van het nummer moet ik aan Insomnium denken. Dat is natuurlijk niet zo erg, maar een goede ontwikkeling kan het nooit zijn.
Gelukkig weet het afsluiten de epos (bijna negen minuten) By Moon And Star het album mooi af te sluiten met een mooie akoestische brug en mooie akoorden.

Of Breath And Bone is een uitstekende opvolger voor Stone’s Reach. De vertrouwde elementen zijn aanwezig en het zit allemaal top in elkaar. Maar mijn eigen drang naar nieuwe muziek legt een smet op het album. Ik leerde Be’Lakor kennen voor ik Insomnium kende en toen wist ik niet dat de bands best veel op elkaar leken. Ik wordt regelmatig aan Insomnium herinnerd en dat is spijtig, want Be’Lakor zet wel degelijk een eigen geluid neer. Zwaar beïnvloed, maar toch uniek. Be’Lakor is dan ook een must-have voor Insomnium-fans. Maar ook fans van melodische death metal moeten de Aussies zeker een kans geven, dit is immers hoe het genre uitgevoerd hoort te worden. Geen bijster origineel werk, wel een pareltje dat het verdiend om opgepikt te worden door het grote publiek.

90/100

Carach Angren – Where The Corpses Sink Forever

Carach Angren heb ik bij toeval ontdekt. Ik kreeg een vriendenverzoek via Hyves van ze en na eerste beluistering beviel de zwaar symfonische sound me wel. Het album Lammendam was een instant-hit bij me en ook opvolger Death Came Through A Phantom Ship scoorde hoog. Dit was een band die bestemd was voor grootse dingen, juist omdat ze wat andere deden dan wat gewoon was. Twee conceptalbums over spoken, dat is behoorlijk uniek. En nu is het de beurt aan het o zo moeilijke derde album. Zet de Limburgse spokenbende de stijgende lijn voort?

In tegenstelling tot de vorige albums is er dit keer besloten om een eigen verhaal te creeëren. Ik ga niet veel details verklappen, maar de basis is dat een soldaat in de WOII zeven mensen moet executeren en visioenen krijgt uit hun leven. Natuurlijk is de dood een prominente factor.
Carach Angren excellereert in atmosferische intro’s en interludes. Zo ook op Where The Corpses Sink Forever. Het is een mooie intro in het verhaal. Lingering In An Imprint Haunting begint meteen op de bekende manier: blastbeats en weelderige symfonische arrangementen van toetsenist Ardek. Zanger/gitarist Seregor heeft de perfecte stem voor deze muziek. Hij is verstaanbaar, een pré bij dit soort verhalende muziek,  en weet agressie en emotie perfect te vatten in woorden en intonatie. Zo bevat Bitte Tötet Mich een stuk dat meer vertelt dan gezongen wordt. Seregor weet perfect de wanhoop die uit de tekst blijkt vorm te geven.
Ook de muziek speelt in op gevoel. The Funerary Dirge Of The Violinist is erg treurig en de echte vioolstukken klinken diepbedroefd. Het past allemaal als een puzzel.

Het sferische intermezzo Spectral Infantry Battalions gunt je even rustpauze alvorens General Nightmare er weer keihard in knalt. Het is een conventioneler nummer, redelijk overzichtelijk zonder allerlei zijsprongen. These Fields Are Lurking (Seven Pairs Of Demon Eyes) is dan weer de andere kant op. Brede arrangementen, woeste blastbeats en lange zinnen gezet op muziek, het is het ultime hoorspel. Het verhaal neemt een grote rol in maar ik zeg niet wat er gebeurd. Het album eindigt met een laatste wanhoopsschreeuw om de uitkomst duidelijk te maken. Nee, het is geen vrolijk album geworden.

Maar wel een ijzersterk album. Carach Angren lost alle verwachtingen in en levert doodleuk de beste plaat van hun prille carrière af. De nummers zijn stuk voor stuk goed en de orkestrale arrangementen zijn een genot om te luisteren. De productie is prima, al mocht de bas wel een tikje harder van mij. De teksten zijn zoals gewoonlijk van een heel andere klasse. Ik denk niet dat ik ook zo’n theatraal album heb gehoord. Ook de muziek vertelt het verhaal. Het is de perfecte fusie tussen klassiek en metal die je gewoon dwingt het album keer op keer op te zetten. Zo zouden er meer gemaakt moeten worden. En dat allemaal uit Limburg. Tiswa.

91/100

Diablo Swing Orchestra – Pandora’s Piñata

Soms komen er van die bands voor bij die je ónmogelijk kan classificeren. Diablo Swing Orchestra bijvoorbeeld. Zoals de naam al doet vermoeden, klinkt de band inderdaad als een metal/swingband, maar tegelijkertijd weten deze Zweedse heren en dame zo veel invloeden in hun muziek te stoppen dat het tegen het belachelijke aan grenst. Dit is avant-garde van het zuiverste, maar ook pakkendste soort.

Diablo Swing Orchestra heeft een blazerssectie en cello, wat de nummers een zeer jazzy feel geeft, maar toch ook niet. In tegenstelling tot andere avant-garde weet DSO echt nummers te schrijven, met structuur. Dus geen dissonant geblèr en structuurloze improvisaties van 10 minuten, maar traditionele nummers die qua stijl alle kanten op gaan. Voodoo Mon Amour blijft bijvoorbeeld dicht bij het jazz-element, maar Guerilla Laments zet de poort naar Mexico wijd open. De blazers schallen en de drums swingen. Speel dit op een Cinco de Mayo feest en niemand heeft het door. Het album schiet heen en weer tussen verschillende stijlen. Of Kali Ma Calibre leunt het dichtst aan bij de metal. Wat een verschroeiende track is dat zeg! Het gave is dat de blazers er niet eens vreemd in thuisvoelen. Het heeft wat filmisch, als Efteling-muziek.
Maar eerst worden we getrakteerd op absurditeiten als Black Box Messiah met zijn rare helium zang en het oosters klinkende Mass Rapture, waar de cello een groot aandel heeft.
Exit Strategy Of A Wrecking Ball bevat een groter aandeel van zanger/gitarist Daniel Håkansson, wiens stem me aan een minder overdreven Matthew Bellamy doet denken. Het nummer is structuurlozer dan de andere, maar blijft de rode draad vasthouden.
Met Aurora staat er zelfs een klassieke aria op het album. Gewaagd, maar zeer geslaagd want zangeres Annelouice heeft een prachtige klassieke stem. Het geeft DSO nét dat tintje dat andere avant-garde bands niet hebben.

Diablo Swing Orchestra wist mij het hun vorige album al te overtuigen, maar met Pandora’s Piñata al helemaal. Dit is avant-garde metal op haar best en leukst. Je kan het speelplezier van deze mensen horen. Het album heeft meer luisterbeurten nodig maar als het klikt, dan klikt het. Het is jammer dat afsluiter Justice For Saint Mary zo lang nodig heeft om op te bouwen want het afsluitende deel is gewoon prachtig. Ik dacht dat mijn laptop vastliep. Als avant-garde je afschrikt, probeer dit toch. Want eigenlijk is DSO gewoon een multifunctioneel orkestje, geschikt voor alle feesten en partijen. Nou ja...niet alle.

83/100

Grand Magus – The Hunt

Grand Magus, het klinkt als een black metal band. Niets is minder waar. Grand Magus is een Zweedse band die een mix tussen traditionele hard rock en heavy metal aanlengt met scheutjes doom metal. Tenminste, dat deden ze. Anno 2012 is er van de doom weinig meer over. Al sinds Hammer Of The North uit 2010 niet echt. Het heeft plaats gemaakt voor een erg vintage geluid, waar ik alleen maar positief over ben.

Zo vangt het vijfde album van het drietal onder leiding van opperstrot JB aan met Starlight Slaughter. Een werkelijk hemels rockertje. Zo jaren ’70 heb ik ze een tijd niet gehad. JB heeft een heldere strot en klinkt niet afgeknepen of overdreven. Nieuwe drummer is Ludvig Hvit, ook bekend van Spiritual Beggars en Shining. Ja, Shining. Dan is dit toch even de andere kant op.
Ik ben gek op vintage hard rock, dus The Hunt is spekkie voor mijn bekkie. Vanaf Twilight Slaughter is het gewoon lekker rocken. Grand Magus is niet bang hun invloeden te laten horen. Zo is Vahalla Rising zeer Manowar-achtig en Storm King draagt de geest van Accept in zich. Er zit veel variatie in het album. Van snelle stampers als Iron Hand en lekkere rock van Silver Moon en Sword Of The Ocean tot het akoestische en atmosferische Sons Of The Last Breath. Dat overigens niet bij iedereen in goede aarde zal vallen.
Afsluiter Draksadd doet me denken aan Led Zeppelin. Een erg gaaf nummer met een lekker refrein, terwijl de titeltrack juist lekker rockt en een heerlijke solo heeft.

The Hunt is een lekker album geworden dat zeker niet alleen metalheads zal aanspreken. Ook de oude rockers onder ons zullen hiervan smullen. Grand Magus laat de doom achter zich en betreed de gebieden van vintage rock. Ik geniet ervan, haren los en rocken!

77/100


Pathfinder – Fifth Element

Poolse power metal uit Polen. En nog symfonisch ook. Zo vind ik het leuk. Pathfinder knalde in 2010 opeens de scene in met Beyond The Space, Beyond The Time, een keihard symfonisch power metal album dat een band van hoge potentie liet horen. En laat nu maar horen of ze het waarmaken.

Fifth Element...wat zou dat vijfde element zijn? Anima? Mana? Nee hoor. Metal. Tuurlijk. Had ik nooit gedacht. Nou moet je weten dat ik een hekel heb aan die matige metalanthems. Dus een heel album over metal? Scepticisme alom. Nou kan dat best metaforisch bedoelt zijn, maar ik denk het niet. Vooral omdat ze duidelijk “burn our hearts with heavy metal” zingen. Metaforen, jullie kunnen mijn kont likken.

Goed, dit terzijde. Pathfinder is immers niet het zoveelste matige heavy metal bandje. Nee, ze zijn de zoveelste over the top symfonische power metal band. En over the top zijn ze. Pathfinder is zo power metal dat het pijn doet. Op de goede manier. Ratelende drums en enorm gelaagde toetsen. Plus een zanger met een hoge stem, die vaak power heeft, maar soms ook niet. Het is cliché in de grootste zin van het woord maar ik ben zo verslaafd aan deze sound dat het me niet kan schelen. Ook al duurt de opener Fifth Element bijna negen minuten en vraag je je na zes minuten af of het niet een keer stopt. Nee, dit is gewoon heerlijk. The Day When I Turn Back Time is zo’n knaller dit gewoon in je hoofd gaat zitten. Vooral de Dragonforce-achtige solo is om van te smullen.
Zanger Szymon Kostro heeft een echte metalstem, maar zijn uithalen klinken wat beknepen. En zijn screams zijn abominabel. Gelukkig komen die niet zo vaak voor. Op Chronokinesis laat hij horen wat hij kan. Ook de toetsenis verdient een compliment. Hij tovert de meest epische orkesten uit zijn keyboards. Elk nummer een ander geluidje, het is wat.

Wil je van mij een reden waarom power metal vet is? March To The Darkest Horizon. Wat een refrein, zo episch, zo metal! Vuist in de lucht en meezingen zal je! Pathfinder weet dat ze niks origineels doen, maar ze doen het gewoon zo goed (en overdreven) dat de echte power metal fanaat er geil van wordt. Verdere hoogtepunten zijn Ad Futuram Rei Memoriam, de single Elemental Power (die niet over metal gaat) en rustpuntje Yin Yang.

Nee, als je niet van dit soort muziek houdt moet je ver weg blijven van Pathfinder. Het is symfonisch over de top in de beste zin van het woord. Pathfinder heeft alle potentie kunnen waarmaken. Probeer echt de digipack te pakken te krijgen, die bevat met Spartacus And The Sun Beneath The Sea nog een extra knaller. De productie had beter gekund. Het klinkt nogal vlak omdat de gitaar noch de toetsen overheerst. Storend vind ik dat echter niet. Wél storend zijn de teksten. Ik heb niks tegen übergaye powermetal tekst, maar dit is tenenkrommend slecht. Niet alle nummers, maar de refreinen van Fifth Element, Ready To Die Between Stars en Chronokinesis zijn echt belachelijk. Doe me een lol Pathfinder, en doe dit niet meer op het volgende album. Jullie zijn te episch om verloren te gaan.

88/100 voor pure over the top-heid.

Emmure – Slave To The Game

Een plaat van Emmure geeft geen verassingen. Emmure is een typisch geval van de deathcore-hype. Monotone, breakdown gerichte deathcore met weinig variatie aan riffs en drumpatronen. Ook Slave to The Game is weer gericht op dezelfde formule.

Nummers ontleden heeft geen zin, alle nummers zijn toch min of meer hetzelfde. Protoman begint op de typische Emmure manier: met een standaard breakdown. Er wordt wel wat afgewisseld met snellere grooves, maar de basis zit toch in die breakdown. Ondanks dat Emmure alle nummers zo opbouwd moet het gezegd worden van zanger Freddie over een uitzonderlijk brute strot beschikt. Vooral zijn hoge krijsen zijn erg vet. Nummers als I Am Onslaught, Umar Dumps Dormammu en Bison Diaries zijn toch best lekker om op te moshen, het is alleen dat er alleen clichés in de muziek zitten.

Emmure weet weer een album te maken waar niet veel over gezegd hoeft en kan worden. Fans gaan er helemaal los op, haters kotsen het uit. Ik zit in het midden. Hoewel het een erg bot album is, wordt de formule toch wel erg voorspelbaar en saai op den duur. Op zich is dit een aardig album, maar het songmateriaal is compleet inwisselbaar, het had op elk album van Emmure kunnen staan. Beter vindt Emmure een andere manier om origineel te zijn. Het is immers van de zotte dat je een hele discografie kunt vullen met telkens hetzelfde kunstje...

45/100

JUKEBOX


Stay metal \,,/                                                                                                                                                                         





woensdag 16 mei 2012

Two in a row


Eindelijk is ie er dan: de nieuwe van Sabaton. Lang hebben we er niet op hoeven wachten maar het is altijd een feest als Sabaton wat uitbrengt. Dus samen met twee nieuwe reviews een kort maar krachtig blogje


Sabaton – Carolus Rex

Elke twee jaar een album uitbrengen en dan anderhalf jaar de wereld rondtouren om daarna weer een nieuw album te schrijven en opnieuw te beginnen, het is aan niet veel band voorbehouden. Wel aan Sabaton. De Zweedse power metal band heeft inmiddels geen introductie meer nodig. Toen ik ze voor het eerst zag waren ze de eerste band op de zaterdag van Graspop en openden ze voor Hammerfall, inmiddels zijn ze een respectabele hoofdact en mogen ze zelfs direct voor Slayer spelen! De relatie met Nederland en België is zeer diep en de hernieuwde line-up gaat daar niks aan veranderen.

Carolus Rex komt twee jaar na Coat Of Arms, het eerste album via Nuclear Blast. Het is een conceptalbum over de strijdtochten van koning Karel XII, beter bekend als Carolus Rex. Hoe het verhaal gaat, ga ik niet vertellen. Het originele album is volledig in Zweeds gezongen, maar de pers krijgt de Engelse versie opgestuurd. Dit is dus ook degene die ik zal bespreken.
Met het korte intro en Lion From The North trapt Sabaton af in de stijl zoals alleen zij dat kunnen. Beukende drums, een dikke laag toetsen en stevige riffs. Het nummer bevat sterke coupletten en refreinen, die nog in het Zweeds gezongen worden. Halverwege is er even ademruimte met het koor, daarna barsten de gitaar- en toetssolo’s in volle vaart los.
Daarna gaat de reis verder met Gott Mit Uns, een pakkende stamper van een song. Producer Peter Tägtgren zingt mee op het nummer, maar het grootste aandeel is nog steeds van de lage stem van Joakim Brodén. Het nummer steunt op de bassdrums en heeft een flinke drive. Werkelijk alle typen Sabaton-nummer komen voorbij. Met A Lifetime Of War is het vierde nummer meteen de ballad van het album. Een kritisch nummer, dat zelfs op de situatie vandaag zou kunnen slaan. Het is geen pure, saaie ballad maar heeft genoeg ballen en afwisseling om te boeien. Een ‘langzaam nummer’ zou een betere term zijn. Waarschijnlijk geven de teksten die in het CD-boekje staan wat meer duiding over de gebeurtenissen in dit nummer.

Na dit gevoelige moment van bezinning betreedt 1648 het territorium van wat ik alleen kan omschrijven als ‘Primo Victoria/Attero Dominatus Sabaton.’ De nadruk ligt op de gitaarriff en het ritme in het refrein doet erg denken aan Into The Fire en Talvisota.
Het welbekende ‘marcheer-tempo’ introduceert The Carolean’s Prayer. Een zeer episch klinkend nummer over het leger van Carolus Rex. Hierbij stel ik de vraag: waarom kan Sabaton van die pakkende refreinen te creëren? Ook in het titelnummer zit zo’n knijter van een refrein. Samen met het beukende ritme van de drums en de zware koren is het makkelijk één van de sterkte tracks van het album.
Hetzelfde kan niet gezegd worden van Killing Ground. Wellicht dat het bij de Zweedse versie anders is, maar het heeft gewoon niet de kracht die de andere nummers op eerste gehoor wel hebben. Het voelt wat geforceerd over. Maar elk album bevat wel zo’n nummer dus zo’n probleem is dat niet. Trouwens, de brug is erg catchy, dus misschien is er niet zo’n groot probleem...

Vanaf Poltava gaan we er weer hard tegenaan met een stuwend ritme en een mooie laag toetsen zoals alleen Daniël Mhyr die kan maken. Het is het meest headbangbare nummer van de plaat en samen met 1648 het meest traditionele. Het compleet tegenovergestelde van Long Live The King. Ook eentje in de categorie ‘langzaam nummer’ maar totaal anders dan A Lifetime Of War. Het begint al met glorieuze trompetten op de achtergrond in het intro en een triomfantelijke melodie. Het is een zeer dramatisch nummer met veel koren en toetsen. Maar er klinkt ook een toon van droefheid en melancholie in door. Het nummer gaat dan ook over de dood van Carolus Rex.
Dan zijn we bij het laatste nummer aanbeland: het stampende Ruina Imperii, het enige nummer dat op beide edities in het Zweeds wordt gezongen. Het begint met stevige toetsen en bevat een zeer episch refrein dat zelfs in Zweeds nog superpakkend is! Het is een overzichtelijk nummer en eindigt vrij plots, wat toch een minpuntje is.
De speciale edities hebben verschillende covertracks als bonus, maar die zal ik nu niet bespreken.

Sabaton overwint weer eens totaal. De stijgende lijn wordt doorgezet maar toch ook weer niet. Carolus Rex bevat een aantal tracks dat ‘anders’ is maar ook nummers die op ouder werk lijken. Dit is echter totaal niet storend vind ik. De nummers zijn pakkend, zoals altijd, maar vergen toch wat meer aandacht omdat de muziek en vooral de koren en toetsen erg gelaagd zijn. Het verhaal is me nog niet erg duidelijk, maar bij de cd zelf zal Sabaton vast uiteg geven. Ergens is het ook wel fijn om niet aan het handje te worden genomen en zelf te bedenken waar een nummer over kan gaan, maar de band heeft wel met een historicus samengewerkt. Dat vermoeilijkt dit klusje wel enigzins. Maar je kan natuurlijk ook gewoon van de muziek genieten. En genieten heb ik gedaan. Lion Of The North, The Carolean’s Prayer, 1648, Poltava en de titeltrack springen erbovenuit maar elk nummer is wel sterk. Haal vooral de Nuclear Blast pre-order met de Zweedse én Engelse versie én bonuscovers! Sabaton is nog steeds ijzersterk, nu hopen dat de nieuwe line-up deze lijn over twee jaar voort kan zetten.

87/100



Black Messiah – The Final Journey

Black Messiah is Duitse pagan metal. Met viool. Dan weet je alvast hoe het klinkt en bespaart me dat een hoop moeite. Duits is altijd een prima taal voor pagan metal geweest en het is ook nog eens een stoere mannentaal. Dat zijn toch pluspunten.

Mythologie is een groot goed en dat moet je hoog in het vaandel houden. Dat vindt Black Messiah tenminste en dus bevat The Final Journey tien nummers over mythologie, natuur en vikingen. Windloni is de aftrapper en knalt er meteen lekker in. Pakkende melodieën en een laagje toetsen en daarbovenop de raspende stem van zanger/violist Zagar. Der Ring Mit Dem Kreuz is een langer epos waar de viool op de voorgrond treed. Het nummer bevat flink wat progressies maar de rode draad blijft intact. Into The Unfathomed Tower draagt de ondertitel ‘A Tribute To Candlemass’ maar als je nu een tergend traag nummer verwacht kom je bedrogen uit. Het klinkt meer als een capriccio van Paganini met virtuoze vioolriedels en beenharde drums.
Het melodische Lindisfarne is een typische viking metal track. Melodische leads geven het nummer een epische insteek en het geheel ademt vikingsfeer uit. Zeer geslaagde track.
Een groot deel van het album wordt in beslag genomen door de vierdelige Naglfar Saga.
Prologue – The Final Journey is ingetogen met akoestische gitaar en viool maar Mother Hel begint an stukken bruter, met stevige keyboards en weer die typische gitaarleads. Stoere mannenzang leidt ons in in het verhaal en dan barsten de blastbeats en ruwe zang los. Opeens zit er ook vrouwenzang in het nummer. Geen idee van wie het is. De viool speelt een mooie solo in dit nummer.
Ook On Board volgt min of meer dit recept, maar Sailing Into Eternity is met zijn epische sfeer en schallende synthtrompetten en lange gitaarsolo wat meer episch. Het album sluit erg glorieus af en dat past zeker bij de sfeer van Black Messiah, jammer dat er toch een fade-out in zit...

The Final Journey is een erg prettig viking metalalbum geworden. Black Messiah weet met hun mix van Duitse zang en vikingmythologische teksten zeker een goed product af te leveren. De Naglfar Saga is uitgesponnen en vergt wat extra aandacht, zeker omdat de eerste helft van het album nogal makkelijk wegluistert. Nummers als Windloni, Into The Unfathomed Tower en Lindisfarne zijn epische doch pakkende nummers en Der Ring Mit Dem Kreuz en To Become A Man zijn juist weer complexer. Zo biedt Black Messiah voor iedereen wat wils. Een instant viking metal klassieker zoals First War Of The World is het niet geworden, maar de gemiddelde fan van Duitse pagan/folk/viking metal moet hier toch wel wat uurtjes pret aan beleven.

78/100


Ne Obliviscaris – Portal Of I

Het Australische Ne Obliviscaris knalde in 2009 keihard tevoorschijn met de demo The Aurora Veil. Een schijfje met goede muziek, dat zeker, maar ik kon me niet van de indruk ontdoen dat we hier met een hype te maken hadden. Laat ze het maar bewijzen met een album. Drie jaar later is het album er en god wat bewijzen ze zich.

Ne Obliviscaris is zo’n band die zich niks aantrekt van de norm. Ze maken black metal en doen ongelofelijk hard hun best om zo on-Australisch mogelijk te klinken. Kille riffs, blastbeats en een krijsende grunt van de zanger. En de band heeft een violist. Ja, black metal met een viool. Ne Obliviscaris is dan ook een erg experimentele band. Het album begint traditioneel met Tapestry Of The Starless Abstract. De viool op de achtergrond, razende tremoloriffs met akoestische stukken erachter en de afwisseling in de zang tussen Xenoyr en Tim Charles doet denken aan Borknagar. De basgitaar is hoorbaar en doet een aantal interessante loopjes onder de gitaren door. Halverwege switcht men vrij abrupt naar een akoestisch deel met nadruk op de viool en getokkelde klassieke gitaar om even later weer keihard terug te keren en dát is de kracht van Ne Obliviscaris. Deze afwisseling komt vaker voor, zo is de eerste helft van Forget Not gewoon een post-rock/akoestisch stuk dat bitter weinig met metal te doen heeft. En het intro van Of The Leper Butterflies is gewoon een ode aan Opeth.

Het harde Xenoflux laat horen hoe goed de viool geïntegreerd is in de muziek. Soms moet ik gewoon een paar keer luisteren voor ik door heb of het toetsen zijn, gitaren met effect of de viool. Maar vrijwel alle ambientgeluiden zijn de viool. Hij krijst op de rand van zijn bereik (Xenoflux) en beweegt zich subtiel langs de muur van gitaargeweld (As Icicles Fall, Of Petrichor Weaves Black Noise).  In As Icicles zit zelfs een solo. Ok, er zitten een paar solo’s voor de viool in het hele album. Maar deze is gewoon de beste.

Portal Of I is een erg bipolair album geworden. Het schiet heen en weer tussen twee totale tegenpolen: de botte black metal kant met Xenoyr als leider en de ambient/progressieve kant waar de viool de dienst uitmaakt. De nummers zijn lang, misschien iets te lang voor sommigen. Het moet wel je pakkie an zijn, maar ik ben zeer gecharmeerd van deze eerste worp. Drie van de nummers komen van de demo, maar nu klinken ze stukken beter, deels door de uitstekende productie. Portal Of I is een zeer gedurfde plaat om als debuut uit te brengen. Je moet Ne Obliviscaris echt een kans geven als een intrigerende mix van elementen je aanspreekt en je wel van wat avontuurlijke elementen houdt. Mensen die hun black metal het liefst grim en frostbitten hebben blijven best weg van deze aussies.

90/100

Vogelfrey – Zwölf Schritten zum Strick

Uit Duitsland komt Vogelfrey. Ze maken folkmetal. Dan denk je al te weten hoe het klinkt. Doedelzakken, schalmeien en de hele sakkerse rotzooi. Niet dus. Vogelfrey legt de nadruk op viool en cello-partijen en weet het metalvaandel hoog te houden door een uitstekende balans tussen folk en metal te vinden.
Zwölf Schritten zum Strick is het tweede album van Vogelfrey. De band opereert in de welbekende traditie van middeleeuwse metal zoals die alleen uit Duitsland komt maar weet wel een eigen geluid te produceren. Ook lukt het ze om elk nummer een eigen identiteit te geven.

 Zwölf Schritten zum Strick laat een band horen die zeer volwassen klinkt maar tegelijk nog genoeg potentie heeft om door te groeien. Het album is behoorlijk hard gemixt en legt de nadruk op de drums. Dit heeft tot gevolg dat de viool en cello nogal ondergesneeuwd raken. Het draagt er wel aan bij dat nummers als 6 Vaganten en Düsterpflicht lekker hard stampen. De zang van ene Jannik is verstaanbaar en de gitaren en bas zitten goed in het midden. Na het makkelijk opgebouwde 6 Vaganten en het wat langere Düsterpflicht knalt Schuld Ist Nur Der Met er keihard in. Een heerlijk partynummer met een springend ritme en in de brug zit de welbekende melodie die ook in In Extremo’s Werd’ Ich Am Galgen Hochgezogen gebruikt wordt. Een supernummer om lekker op los te gaan. Der Tod Und Das Mädchen begint ballad-achtig maar kickt daarna hard in met een lekker viool/gitaarriff. Het wisselt snelle stukken en langzame stukken met nadruk op zang af en laat goed zien dat Vogelfrey over veel creativiteit beschikt.
Op Freitod worden de zaken wat bruter. Grunts en lage riffs kenmerken het stuk en het contrast met het daaropvolgende kermisanthem Der Tusch is zo groot dat het makkelijk twee verschillende bands hadden kunnen zijn. Dat is de kracht van Vogelfrey: geen enkel nummer klinkt hetzelfde dus de herkenbaarheid is groot. Het is een album waar harde nummers moeiteloos afgewisseld worden met akoestische ballads als Sommer. Ook is het geen moeilijk album.
Lebenslehre is een meezingbaar nummer met wat koddige voice-overs erdoorheen, maar wel met een sterk refrein en afsluiter Galgenvogel eindigt het album in dezelfde stijl als 6 Vaganten het begon.

Zwölf Schritten zum Strick is een aangename kennismaking met Vogelfrey. Het geheel klinkt erg Duits en in eerste instantie als dertien in een dozijn middeleeuwse folkmetal. Maar op beter gehoor heeft Vogelfrey wel degelijk een eigen identiteit. Bij tijd en wijle wordt er gebruik gemaakt van schalmeien maar de nadruk ligt op de strijkers. Voeg daar het sterke en afwisselde songmateriaal aan toe en dan zal de fan van Duitse folkmetal hier nog best een fijne tijd mee beleven.

82/100

Cannibal Corpse - Torture

Cannibal Corpse is inmiddels een legende binnen de death metal. De band heeft het genre keihard op de kaart gezet en is verantwoordelijk voor een groot deel van de vooroordelen die mensen tegen death metal hebben. Bloederige teksten en artwork, onverstaanbare rochels, beukende drums en atonale gitaren; het komt allemaal van Cannibal Corpse af. Nu is het twaalfde studioalbum uit en kunnen we weer flink wat nekpijn headbangen.

En nekpijn krijgen we. Want Cannibal Corpse heeft lang niet zo thrashy geklonken als op Torture. De riffs zijn nog steeds ontieglijk technisch, maar de groove is meer gericht op hun oudere werk. Gewoon razen en scheuren als een malle, zoals Demented Agression al liet horen. Eigenlijk is het tot Intestinal Crank gewoon hakken voor je leven en laat de band geen spaan heel van je trommelvliezen. De atonale riffs van het duo Rob Barrett en Pat O’Brien blijven een genot voor het oor en de bas van Alex Webster is natuurlijk duidelijk hoorbaar gemixt. Samen met Followed Home Then Killed is Intestinal Crank één van de meer groovende nummers van het album. As Deep As The Kife Will Go en The Strangulation Chair hebben ook een bepaalde ‘swing’ maar zijn toch bot genoeg om de death metalfan tevreden te stellen. De woeste nummers Rabid en Torn Through sluiten het album af.

Cannibal Corpse wordt niet voor niks de AC/DC van death metal genoemd. De band levert precies af wat er verwacht wordt en experimenten zijn nihil. Maar dat is niet erg, want Cannibal Corpse is op hun best als ze er keihard tegenaan gaan. Torture is dan ook een plaat zonder echte hoogtepunten, maar ook zonder laagtepunten. De thrash-factor is wat omhoog gegaan en de technicaliteit van Kill en Evisceration Plague is teruggeschroefd. Daar staat tegenover dat de nummers wat meer hooks bevatten. Al met al weet de fan wat hij in huis haalt en hoeft hij niet bang te zijn voor experimenten als cleane zang of akoestische gitaren.

86/100


JUKEBOX