woensdag 16 mei 2012

Two in a row


Eindelijk is ie er dan: de nieuwe van Sabaton. Lang hebben we er niet op hoeven wachten maar het is altijd een feest als Sabaton wat uitbrengt. Dus samen met twee nieuwe reviews een kort maar krachtig blogje


Sabaton – Carolus Rex

Elke twee jaar een album uitbrengen en dan anderhalf jaar de wereld rondtouren om daarna weer een nieuw album te schrijven en opnieuw te beginnen, het is aan niet veel band voorbehouden. Wel aan Sabaton. De Zweedse power metal band heeft inmiddels geen introductie meer nodig. Toen ik ze voor het eerst zag waren ze de eerste band op de zaterdag van Graspop en openden ze voor Hammerfall, inmiddels zijn ze een respectabele hoofdact en mogen ze zelfs direct voor Slayer spelen! De relatie met Nederland en België is zeer diep en de hernieuwde line-up gaat daar niks aan veranderen.

Carolus Rex komt twee jaar na Coat Of Arms, het eerste album via Nuclear Blast. Het is een conceptalbum over de strijdtochten van koning Karel XII, beter bekend als Carolus Rex. Hoe het verhaal gaat, ga ik niet vertellen. Het originele album is volledig in Zweeds gezongen, maar de pers krijgt de Engelse versie opgestuurd. Dit is dus ook degene die ik zal bespreken.
Met het korte intro en Lion From The North trapt Sabaton af in de stijl zoals alleen zij dat kunnen. Beukende drums, een dikke laag toetsen en stevige riffs. Het nummer bevat sterke coupletten en refreinen, die nog in het Zweeds gezongen worden. Halverwege is er even ademruimte met het koor, daarna barsten de gitaar- en toetssolo’s in volle vaart los.
Daarna gaat de reis verder met Gott Mit Uns, een pakkende stamper van een song. Producer Peter Tägtgren zingt mee op het nummer, maar het grootste aandeel is nog steeds van de lage stem van Joakim Brodén. Het nummer steunt op de bassdrums en heeft een flinke drive. Werkelijk alle typen Sabaton-nummer komen voorbij. Met A Lifetime Of War is het vierde nummer meteen de ballad van het album. Een kritisch nummer, dat zelfs op de situatie vandaag zou kunnen slaan. Het is geen pure, saaie ballad maar heeft genoeg ballen en afwisseling om te boeien. Een ‘langzaam nummer’ zou een betere term zijn. Waarschijnlijk geven de teksten die in het CD-boekje staan wat meer duiding over de gebeurtenissen in dit nummer.

Na dit gevoelige moment van bezinning betreedt 1648 het territorium van wat ik alleen kan omschrijven als ‘Primo Victoria/Attero Dominatus Sabaton.’ De nadruk ligt op de gitaarriff en het ritme in het refrein doet erg denken aan Into The Fire en Talvisota.
Het welbekende ‘marcheer-tempo’ introduceert The Carolean’s Prayer. Een zeer episch klinkend nummer over het leger van Carolus Rex. Hierbij stel ik de vraag: waarom kan Sabaton van die pakkende refreinen te creëren? Ook in het titelnummer zit zo’n knijter van een refrein. Samen met het beukende ritme van de drums en de zware koren is het makkelijk één van de sterkte tracks van het album.
Hetzelfde kan niet gezegd worden van Killing Ground. Wellicht dat het bij de Zweedse versie anders is, maar het heeft gewoon niet de kracht die de andere nummers op eerste gehoor wel hebben. Het voelt wat geforceerd over. Maar elk album bevat wel zo’n nummer dus zo’n probleem is dat niet. Trouwens, de brug is erg catchy, dus misschien is er niet zo’n groot probleem...

Vanaf Poltava gaan we er weer hard tegenaan met een stuwend ritme en een mooie laag toetsen zoals alleen Daniël Mhyr die kan maken. Het is het meest headbangbare nummer van de plaat en samen met 1648 het meest traditionele. Het compleet tegenovergestelde van Long Live The King. Ook eentje in de categorie ‘langzaam nummer’ maar totaal anders dan A Lifetime Of War. Het begint al met glorieuze trompetten op de achtergrond in het intro en een triomfantelijke melodie. Het is een zeer dramatisch nummer met veel koren en toetsen. Maar er klinkt ook een toon van droefheid en melancholie in door. Het nummer gaat dan ook over de dood van Carolus Rex.
Dan zijn we bij het laatste nummer aanbeland: het stampende Ruina Imperii, het enige nummer dat op beide edities in het Zweeds wordt gezongen. Het begint met stevige toetsen en bevat een zeer episch refrein dat zelfs in Zweeds nog superpakkend is! Het is een overzichtelijk nummer en eindigt vrij plots, wat toch een minpuntje is.
De speciale edities hebben verschillende covertracks als bonus, maar die zal ik nu niet bespreken.

Sabaton overwint weer eens totaal. De stijgende lijn wordt doorgezet maar toch ook weer niet. Carolus Rex bevat een aantal tracks dat ‘anders’ is maar ook nummers die op ouder werk lijken. Dit is echter totaal niet storend vind ik. De nummers zijn pakkend, zoals altijd, maar vergen toch wat meer aandacht omdat de muziek en vooral de koren en toetsen erg gelaagd zijn. Het verhaal is me nog niet erg duidelijk, maar bij de cd zelf zal Sabaton vast uiteg geven. Ergens is het ook wel fijn om niet aan het handje te worden genomen en zelf te bedenken waar een nummer over kan gaan, maar de band heeft wel met een historicus samengewerkt. Dat vermoeilijkt dit klusje wel enigzins. Maar je kan natuurlijk ook gewoon van de muziek genieten. En genieten heb ik gedaan. Lion Of The North, The Carolean’s Prayer, 1648, Poltava en de titeltrack springen erbovenuit maar elk nummer is wel sterk. Haal vooral de Nuclear Blast pre-order met de Zweedse én Engelse versie én bonuscovers! Sabaton is nog steeds ijzersterk, nu hopen dat de nieuwe line-up deze lijn over twee jaar voort kan zetten.

87/100



Black Messiah – The Final Journey

Black Messiah is Duitse pagan metal. Met viool. Dan weet je alvast hoe het klinkt en bespaart me dat een hoop moeite. Duits is altijd een prima taal voor pagan metal geweest en het is ook nog eens een stoere mannentaal. Dat zijn toch pluspunten.

Mythologie is een groot goed en dat moet je hoog in het vaandel houden. Dat vindt Black Messiah tenminste en dus bevat The Final Journey tien nummers over mythologie, natuur en vikingen. Windloni is de aftrapper en knalt er meteen lekker in. Pakkende melodieën en een laagje toetsen en daarbovenop de raspende stem van zanger/violist Zagar. Der Ring Mit Dem Kreuz is een langer epos waar de viool op de voorgrond treed. Het nummer bevat flink wat progressies maar de rode draad blijft intact. Into The Unfathomed Tower draagt de ondertitel ‘A Tribute To Candlemass’ maar als je nu een tergend traag nummer verwacht kom je bedrogen uit. Het klinkt meer als een capriccio van Paganini met virtuoze vioolriedels en beenharde drums.
Het melodische Lindisfarne is een typische viking metal track. Melodische leads geven het nummer een epische insteek en het geheel ademt vikingsfeer uit. Zeer geslaagde track.
Een groot deel van het album wordt in beslag genomen door de vierdelige Naglfar Saga.
Prologue – The Final Journey is ingetogen met akoestische gitaar en viool maar Mother Hel begint an stukken bruter, met stevige keyboards en weer die typische gitaarleads. Stoere mannenzang leidt ons in in het verhaal en dan barsten de blastbeats en ruwe zang los. Opeens zit er ook vrouwenzang in het nummer. Geen idee van wie het is. De viool speelt een mooie solo in dit nummer.
Ook On Board volgt min of meer dit recept, maar Sailing Into Eternity is met zijn epische sfeer en schallende synthtrompetten en lange gitaarsolo wat meer episch. Het album sluit erg glorieus af en dat past zeker bij de sfeer van Black Messiah, jammer dat er toch een fade-out in zit...

The Final Journey is een erg prettig viking metalalbum geworden. Black Messiah weet met hun mix van Duitse zang en vikingmythologische teksten zeker een goed product af te leveren. De Naglfar Saga is uitgesponnen en vergt wat extra aandacht, zeker omdat de eerste helft van het album nogal makkelijk wegluistert. Nummers als Windloni, Into The Unfathomed Tower en Lindisfarne zijn epische doch pakkende nummers en Der Ring Mit Dem Kreuz en To Become A Man zijn juist weer complexer. Zo biedt Black Messiah voor iedereen wat wils. Een instant viking metal klassieker zoals First War Of The World is het niet geworden, maar de gemiddelde fan van Duitse pagan/folk/viking metal moet hier toch wel wat uurtjes pret aan beleven.

78/100


Ne Obliviscaris – Portal Of I

Het Australische Ne Obliviscaris knalde in 2009 keihard tevoorschijn met de demo The Aurora Veil. Een schijfje met goede muziek, dat zeker, maar ik kon me niet van de indruk ontdoen dat we hier met een hype te maken hadden. Laat ze het maar bewijzen met een album. Drie jaar later is het album er en god wat bewijzen ze zich.

Ne Obliviscaris is zo’n band die zich niks aantrekt van de norm. Ze maken black metal en doen ongelofelijk hard hun best om zo on-Australisch mogelijk te klinken. Kille riffs, blastbeats en een krijsende grunt van de zanger. En de band heeft een violist. Ja, black metal met een viool. Ne Obliviscaris is dan ook een erg experimentele band. Het album begint traditioneel met Tapestry Of The Starless Abstract. De viool op de achtergrond, razende tremoloriffs met akoestische stukken erachter en de afwisseling in de zang tussen Xenoyr en Tim Charles doet denken aan Borknagar. De basgitaar is hoorbaar en doet een aantal interessante loopjes onder de gitaren door. Halverwege switcht men vrij abrupt naar een akoestisch deel met nadruk op de viool en getokkelde klassieke gitaar om even later weer keihard terug te keren en dát is de kracht van Ne Obliviscaris. Deze afwisseling komt vaker voor, zo is de eerste helft van Forget Not gewoon een post-rock/akoestisch stuk dat bitter weinig met metal te doen heeft. En het intro van Of The Leper Butterflies is gewoon een ode aan Opeth.

Het harde Xenoflux laat horen hoe goed de viool geïntegreerd is in de muziek. Soms moet ik gewoon een paar keer luisteren voor ik door heb of het toetsen zijn, gitaren met effect of de viool. Maar vrijwel alle ambientgeluiden zijn de viool. Hij krijst op de rand van zijn bereik (Xenoflux) en beweegt zich subtiel langs de muur van gitaargeweld (As Icicles Fall, Of Petrichor Weaves Black Noise).  In As Icicles zit zelfs een solo. Ok, er zitten een paar solo’s voor de viool in het hele album. Maar deze is gewoon de beste.

Portal Of I is een erg bipolair album geworden. Het schiet heen en weer tussen twee totale tegenpolen: de botte black metal kant met Xenoyr als leider en de ambient/progressieve kant waar de viool de dienst uitmaakt. De nummers zijn lang, misschien iets te lang voor sommigen. Het moet wel je pakkie an zijn, maar ik ben zeer gecharmeerd van deze eerste worp. Drie van de nummers komen van de demo, maar nu klinken ze stukken beter, deels door de uitstekende productie. Portal Of I is een zeer gedurfde plaat om als debuut uit te brengen. Je moet Ne Obliviscaris echt een kans geven als een intrigerende mix van elementen je aanspreekt en je wel van wat avontuurlijke elementen houdt. Mensen die hun black metal het liefst grim en frostbitten hebben blijven best weg van deze aussies.

90/100

Vogelfrey – Zwölf Schritten zum Strick

Uit Duitsland komt Vogelfrey. Ze maken folkmetal. Dan denk je al te weten hoe het klinkt. Doedelzakken, schalmeien en de hele sakkerse rotzooi. Niet dus. Vogelfrey legt de nadruk op viool en cello-partijen en weet het metalvaandel hoog te houden door een uitstekende balans tussen folk en metal te vinden.
Zwölf Schritten zum Strick is het tweede album van Vogelfrey. De band opereert in de welbekende traditie van middeleeuwse metal zoals die alleen uit Duitsland komt maar weet wel een eigen geluid te produceren. Ook lukt het ze om elk nummer een eigen identiteit te geven.

 Zwölf Schritten zum Strick laat een band horen die zeer volwassen klinkt maar tegelijk nog genoeg potentie heeft om door te groeien. Het album is behoorlijk hard gemixt en legt de nadruk op de drums. Dit heeft tot gevolg dat de viool en cello nogal ondergesneeuwd raken. Het draagt er wel aan bij dat nummers als 6 Vaganten en Düsterpflicht lekker hard stampen. De zang van ene Jannik is verstaanbaar en de gitaren en bas zitten goed in het midden. Na het makkelijk opgebouwde 6 Vaganten en het wat langere Düsterpflicht knalt Schuld Ist Nur Der Met er keihard in. Een heerlijk partynummer met een springend ritme en in de brug zit de welbekende melodie die ook in In Extremo’s Werd’ Ich Am Galgen Hochgezogen gebruikt wordt. Een supernummer om lekker op los te gaan. Der Tod Und Das Mädchen begint ballad-achtig maar kickt daarna hard in met een lekker viool/gitaarriff. Het wisselt snelle stukken en langzame stukken met nadruk op zang af en laat goed zien dat Vogelfrey over veel creativiteit beschikt.
Op Freitod worden de zaken wat bruter. Grunts en lage riffs kenmerken het stuk en het contrast met het daaropvolgende kermisanthem Der Tusch is zo groot dat het makkelijk twee verschillende bands hadden kunnen zijn. Dat is de kracht van Vogelfrey: geen enkel nummer klinkt hetzelfde dus de herkenbaarheid is groot. Het is een album waar harde nummers moeiteloos afgewisseld worden met akoestische ballads als Sommer. Ook is het geen moeilijk album.
Lebenslehre is een meezingbaar nummer met wat koddige voice-overs erdoorheen, maar wel met een sterk refrein en afsluiter Galgenvogel eindigt het album in dezelfde stijl als 6 Vaganten het begon.

Zwölf Schritten zum Strick is een aangename kennismaking met Vogelfrey. Het geheel klinkt erg Duits en in eerste instantie als dertien in een dozijn middeleeuwse folkmetal. Maar op beter gehoor heeft Vogelfrey wel degelijk een eigen identiteit. Bij tijd en wijle wordt er gebruik gemaakt van schalmeien maar de nadruk ligt op de strijkers. Voeg daar het sterke en afwisselde songmateriaal aan toe en dan zal de fan van Duitse folkmetal hier nog best een fijne tijd mee beleven.

82/100

Cannibal Corpse - Torture

Cannibal Corpse is inmiddels een legende binnen de death metal. De band heeft het genre keihard op de kaart gezet en is verantwoordelijk voor een groot deel van de vooroordelen die mensen tegen death metal hebben. Bloederige teksten en artwork, onverstaanbare rochels, beukende drums en atonale gitaren; het komt allemaal van Cannibal Corpse af. Nu is het twaalfde studioalbum uit en kunnen we weer flink wat nekpijn headbangen.

En nekpijn krijgen we. Want Cannibal Corpse heeft lang niet zo thrashy geklonken als op Torture. De riffs zijn nog steeds ontieglijk technisch, maar de groove is meer gericht op hun oudere werk. Gewoon razen en scheuren als een malle, zoals Demented Agression al liet horen. Eigenlijk is het tot Intestinal Crank gewoon hakken voor je leven en laat de band geen spaan heel van je trommelvliezen. De atonale riffs van het duo Rob Barrett en Pat O’Brien blijven een genot voor het oor en de bas van Alex Webster is natuurlijk duidelijk hoorbaar gemixt. Samen met Followed Home Then Killed is Intestinal Crank één van de meer groovende nummers van het album. As Deep As The Kife Will Go en The Strangulation Chair hebben ook een bepaalde ‘swing’ maar zijn toch bot genoeg om de death metalfan tevreden te stellen. De woeste nummers Rabid en Torn Through sluiten het album af.

Cannibal Corpse wordt niet voor niks de AC/DC van death metal genoemd. De band levert precies af wat er verwacht wordt en experimenten zijn nihil. Maar dat is niet erg, want Cannibal Corpse is op hun best als ze er keihard tegenaan gaan. Torture is dan ook een plaat zonder echte hoogtepunten, maar ook zonder laagtepunten. De thrash-factor is wat omhoog gegaan en de technicaliteit van Kill en Evisceration Plague is teruggeschroefd. Daar staat tegenover dat de nummers wat meer hooks bevatten. Al met al weet de fan wat hij in huis haalt en hoeft hij niet bang te zijn voor experimenten als cleane zang of akoestische gitaren.

86/100


JUKEBOX



woensdag 9 mei 2012

The lazy man's guide to metal


Ik ben een luie jongen. Ik ben aan enorm veel reviews begonnen, maar de helft is nog niet af. Tijd voor een inhaalslag dus, vlak voordat mei allemaal lekkers op ons loslaat, waaronder Diablo Swing Orchestra, Sonata Arctica, Carach Angren en de almachtige SABATON! Ja, ik ben behoorlijk psyched. Voor ik het vergeet: vanaf nu ben ik elke donderdagavond rond kwart voor 11 te horen op GLOW Alternative, de show van Clemens Lambermont op Glow FM! Ik zal elke week een opvallend metalplaatje aankondigen. Luisteren dus!
Maar nu weer wat reviews en een wat uitgebreidere jukebox als voorproefje op de mooie muziek die komt.

REVIEWS

Dragonforce – The Power Within

Elk album van ‘StudioForce’ levert verhitte discussies op en The Power Within zal dit meer dan anders doen. Niet alleen presenteert de band hier hun nieuwe zanger Marc Hudson, het brengt ook een behoorlijke stijlbreuk met het verleden van de Britse power metal band.
Als je een fan naar de belangrijkste elementen van Dragonforce vraagt noemt ie waarschijnlijk de volgende: Lange songs met veel gitaarsolos- en duels en constant ratelende bassdrums met epische teksten. Afgezien van de teksten is van die definitie niet veel meer over. Ja, de nummers bevatten nog steeds genoeg gitaarmasturbaties om de fans te plezieren, maar de nummers zijn drastisch ingekort tot een lengte van om en nabij vijf minuten. Dat is kort voor Dragonforce-begrippen. Er is flink gesneden in de overgangen en de nummers bevatten geen plotse overgangen naar een mid-tempo brug en dan weer een gitaarduel. Sterker nog, ik heb het gevoel alsof er steeds maar één van de gitaristen per nummer soleert. Het geeft de nummers wel minder een ‘kijk een wat een goede gitaristen wij hebben’ gevoel en dat is prettig, maar toch mis ik wat.

Het andere element dat opvalt is natuurlijk Marc Hudson, de man die ons ZP Theart moet doen vergeten. En dat doet ie met verve. Marc heeft een prima stem, die erg dicht bij die van zijn voorganger in de buurt komt maar het wel beter doet bij de uithalen. En met een uithaal beginnen we aan het album. Holding On is echt op en top Dragonforce. Flitsende gitaren, ratelende drums en sferische keyboards, allemaal vertrouwde elementen. Maar geen lange instrumentale brug. Zoals ik al zei komt dat de samenhang ten goede, maar toch mist er iets. Fallen World tapt uit hetzelfde vaatje maar is een stuk agressiever en sneller dan normaal. Pas op Cry Thunder merken we dat er iets verandert. Het is namelijk helemaal geen razendsnel stuk, maar een mid-tempo stamper van het kaliber ‘vuist in de lucht en headbangen!’ De teksten zijn nog steeds van het kaliber ‘swords and glory’ en hoewel in het inmiddels toch wat infantiel overkomt zijn ze nog steeds erg leuk. Wings Of Destiny is het langste nummer van de plaat en komt het dichtst in de buurt bij het oudere werk.
Ook Seasons is een midtempo nummer, dat helaas niet zo weet te beklijven als de voorgande nummers. Met Heart Of The Storm, Die By The Sword en Last Man Stands sluiten we af op de bekende manier. Pakkend en met veel over the top gedoe.

Met The Power Within weet Dragonforce zichzelf opnieuw te presenteren zonder een ander geluid te nemen. De vertrouwde elementen zijn aanwezig maar er zijn ook genoeg nieuwe dingen zodat we gerust kunnen zeggen dat Dragonforce zichzelf vernieuwt heeft. De kortere nummers hangen beter samen, maar ik moet zeggen dat ik de lange epossen toch mis. Wel is dit het meest gevarieerde album van Dragonforce tot nu toe. Marc Hudson is een geweldige aanwinst voor de band. Hoewel ik niet denk dat Dragonforce zich verder zal distantiëren van hun sound is The Power Within een mooie manier om de haters de mond te snoeren. De dag dat Dragonforce universeel geaccepteerd is is echter nog ver weg...

79/100


Meshuggah - Koloss

Valt er iets over Meshuggah te schrijven dat nog niet gezegd is? Ik kan wel de zoveelste lofrede aan Tomas Haake brengen of proberen te omschrijven hoe de scheppers van de ‘djent’ het kunstje zo veel malen perfecter uitvoeren dan hun collega’s maar daar ben ik niet origineel mee. Feit blijft dat Meshuggah vier jaar na obZen keihard terugslaat.

Koloss. Een toepasselijkere naam is er nooit geweest voor een album. Dat Meshuggah met kop en schouders boven de hele djent-beweging uitsteekt is wel genoeg gezegd nu. Ik zal dat dus niet nog een keer doen. Koloss is een aurale pletwals geworden die in rap tempo een ontieglijke wall-of-sound op je afvuurt. Aanvankelijk wordt er nog ‘rustig’ begonnen met I Am Colossus. Rustig in de zin dat de polyritmiek nog niet erg extreem is en het nummer best makkelijk wegluistert. Zanger Jens Kidman staat prominent in de mix en blijft behoorlijk verstaanbaar. Op The Demon's Name Is Surveillance gaat de wals voor het eerst echt van start. Donderende bassdrums, abstracte riffs en een enorm vage opeenvolging van maatsoorten. Het is een perfect voorbeeld van Meshuggah’s sound: de drums razen in een standaard maatsoort door, maar de gitaar vlucht naar alle uithoeken van het metrische spectrum.
Feit blijft dat Meshuggah langzamer opereert dan voorheen. Behind The Sun illustreert dit. Maar als je denkt dat langzame tracks makkelijker te behapstukken zijn dan snelle kom je behoorlijk bedrogen uit. De abstractie is zo mogelijk nóg nadrukkelijker aanwezig. Halverwege doen de compleet geschifte ritmes hun intrede. Het is groovend, organisch en abstract, betere woorden zijn er niet.
Als je niet warm wordt van al dit technisch gepingel is er The Hurt That Finds You First dat leunt op traditionele thrashgrooves. Wat niet wil zeggen dat er geen technische riffs inzitten want het nummer is zonder twijfel één van de snelste Meshuggah-nummers, maar ook één van de meest uitdagende.

Voor de fans van traditionele Meshuggah is er Marrow, en God wat is dit nummer lekker. Het berust compleet op de tradionele elementen die Meshuggah pioneerde op albums als Nothing, Catch 33 en Chaosphere. Tomas Haake roffelt er op los en de gitaren dreunen keihard door. Hoogtepunt.
Met Swarm en Demiurge walst de band nog één maal keihard over je trommelvliezen heen voordat The Last Vigil dit kolossale album sfeervol afsluit.

Koloss is precies geworden wat de naam impliceert: een monsterlijk album vol trommelvliestergende metal. Het maakt niet uit wat alle Djent-groepen doen, Meshuggah is de onbetwiste heerser van dit genre. De productie is perfect, een pure muur van geluid die op je afgevuurd wordt. Het tempo ligt lager maar de nummers zijn toch technischer dan vroeger. De nummers zijn pittig, maar laten zich met meerdere luisterbeurten wel doorgronden. Dit album is wel bedoelt om in één ruk uit te zitten, het is een organisch geheel. Al deze elementen maken Koloss er ééntje voor de jaarlijst. Meshuggah verpulvert de concurrentie weer eens.

93/100



Kontrust – Second Hand Wonderland

Het Oostenrijkse Kontrust brak in 2009 plots door met het nummer Bomba, dat op 3FM tot megahit gebombardeerd werd. Muzikaal bedient het zestal zich van...ehm...alles eigenlijk. De band mixt stevige riffs met een poppy sausje maar weet tussendoor allerlei invloeden in hun muziek te verwerken, van funk tot reggae en van kermismuziek tot latin en polka. De band heeft een percussionist en twee vocalisten: de Poolse Agata en mafketel Stefan. Het zijn deze drie elementen die Kontrust tot één van die weinige bands die tegenwoordig nog een uniek geluid hebben maken.

De single Sock n’ Doll zet meteen de toon. Stevige gitaren trappen het af maar meteen komen er latin-invloeden naar voren. De coupletten zijn erg traditioneel maar het loung-achtige pre-chorus geeft meteen blijk van de kracht van de band. Het refrein is dan weer erg stevig met harde gitaren. In de bridge krijgen we achter elkaar: metal, reggae en een willekeurige accordeon. Omdat het kan zullen we maar zeggen. Het is het begin van een muzikale achtbaan vol vreemde bochten. Want op Falling wordt een veel traditioneler geluid neergezet waar weinig mee geëxperimenteerd wordt. Behalve in de beenharde brug dan.
Met The Butterfly Defect knalt er een heerlijk nummer met een paar flinke latin grooves uit de speakers. Dit is één van die nummers waar de twee verschillende zangstemmen perfect tegen elkaar worden uitgespeeld. Het klinkt erg zomers, ook door de percussie die op de achtergrond doorratelt. Het stampende Rasputin klinkt dan weer erg Russisch met balalaikas in het intro terwijl Bad Betrayer heel poppy klinkt. Als klap op de vuurpijl zitten er in Hocus Pocus en Adrenalin verschillende elementen van circus/kermismuziek. Het komt op papier allemaal over als een mengelmoes maar door de duidelijke structuur van de nummers is dit toch een heel toegankelijk plaatje.

Kontrust heeft een enorme stap vooruit gezet met Second Hand Wonderland. Het werkje kom meer over als één geheel, een stuk logischer dan Time To Tango. De nummers hebben dan wel allemaal min of meer dezelfde structuur maar door de verschillende elementen hebben ze allemaal een eigen gezicht. En daarbij is het ook nog eens een heel vrolijk plaatje. Dus fans van eclectische muziek weten wat ze te doen staat: binnenhalen die plaat!

87/100

Avatar – Black Waltz

Nee, dit heeft niks te maken met elementencontrole of levensgrote Smurfen. Avatar is een Zweedse band die opereert rond de melodic death metal niche. Ik zeg ‘rond’want Avatar wil zich duidelijk niet beperken tot één genre. Er zijn verschillende andere invloeden te horen in hun muziek en ook op Black Waltz weet de band een apart werkstukje af te leveren.

Op Black Waltz brengt de band een soort melodische metal met Rammstein-achtige stampende bassdrums en Gothenburg-achtige riffjes. De nummers weten zich goed van elkaar te onderscheiden en dat is erg fijn. Het album trapt af met Let Us Die, een nummer met een keiharde industriele groove. In de achtergrond zoemt een keyboardje mee maar erg duidelijk is dat niet. Zanger Johannes Eckelström beschikt over een monsterstrot die erg lijkt op die van Randy Blythe van Lamb Of God. Imitatie is het zeker niet want op One Touch en Paint Me Red laat hij horen ook een zeer goede cleane stem te hebben. Maar de band is op zijn best als ze stampt en raast als een malle. Torn Apart en Ready For The Ride zijn daar een prima voorbeelden van. Naarmate de plaat vordert laat de band meer invloeden horen. Op Blod wordt in het Zweeds gezongen en de muziek is niet bepaald subtiel. Deze valt in de categorie ‘raggen tot de oren bloeden.’ Het daaropvolgende Let It Burn tapt uit een ander vaatje. De mainriff klinkt erg country en de stampende drums geven het lekker veel power. Wat een beuker, mijn lievelings nummer van de cd.
De laatste etappes beginnen met Smells Like A Freakshow. Weer zo’n lekker beuknummer met een pakkende riffs. Met Use Your Tongue staat er een experimenteler werkje op de cd. Het duurt negen minuten maar de opbouw is best overzichtelijk. Er zit een duidelijk refrein in en het plotselinge countrystuk tegen het einde is zeer verassend en leuk gedaan.

Avatar verdiend het wel om met deze plaat een wat groter publiek aan te boren. Na met drie albums in de underground te hebben gebivakkeerd kan er met Black Waltz een nieuwe niche aangeboord worden. De metal van het vijftal is eclectisch, maar toch toegankelijk en pakkend. De nummers zijn gevarieerd en de vreemde invloeden die er soms in zitten erg leuk. Een hoogvlieger is het niet, daarvoor is het net te onsamenhangend en het lange afsluitende stuk mist wat ballen om echt goed te zijn. Maar Black Waltz heeft zeker zijn charme. Mocht je van eigenzinnige muziek houden of een fan zijn van keihard stampende drums is Avatar jouw band. Ik zal hem zeker nog wel eens opzetten.

72/100

Last Kingdom – Chronicles Of The North

'Originaliteit? Pfft! Waarom moeite doen voor een eigen geluid als je ook al je voorbeelden kan kopiëren?' Dat is wat de jongens van het Zweedse Last Kingdom moeten hebben gedacht toen ze hun band oprichtten. Werkelijk elk element van hun muziek is een power metal cliché. Op zich is dat geen probleem, collegabands komen ook weg met een clichématig en afgezaagd geluid. Maar weet Last Kingdom zich te meten met zijn collega's?
Last Kingdom komt uit Zweden en speelt virtuoze power metal, een beetje á la Stratovarius. Melodische riffs, hoge zang, ratelende bassdrums en een laagje toetsen. De titeltrack, die het schijfje opent, zet meteen de toon. Dit is flower metal op zijn best. Nou ja best...Eerder meest cliché en ongeinspireerd. De nummers bevatten wel allemaal pakkende melodieën en meezingbare refreinen maar het kabbelt vaak maar een beetje voort en de langere nummers voelen wat geforceerd aan. Nummers als de titeltrack, Warrior Kings en End Of Life zijn best wel aan te horen, ook al klinkt het allemaal wat middelmatig en standaard. De zwakke schakel is de zang. Zanger Stefan Jacobsen klinkt bij vlagen wat vlak en krachteloos. Daar komt nog bij dat zijn uithalen, zoals in Silver Moon, gewoon afschuwelijk slecht zijn. Zijn stem klinkt na een tijdje ook gewoon vervelend in je oren. En dan eindigt het hele album er nog mee ook. Jammer.
De latere helft van het album bevat langere nummers. Ik heb het gevoel dat ze langer doorgaan dan nodig. Hangen blijven ze ook niet en dat is dus precies wat er niet moet gebeuren bij lange nummers.


Lost Kingdom is duidelijk een jonge band die nog niet duidelijk weet welke richting ze opwillen. Ik weet zeker dat ze de vaardigheid hebben om prima nummers te maken maar nog niet helemaal weten hoe ze dit moeten doen. Het album heeft zeker goede momenten, maar dingen als de uithalen, saaie lange nummers en een vlakke productie maken van deze Chronicles Of The North een erg middelmatig album. En dan heb ik het nog niet eens gehad over die afschuwelijke albumcover.

57/100

JUKEBOX


Stay metal \,,/