Ik ben een luie jongen. Ik ben aan enorm veel reviews begonnen, maar de helft is nog niet af. Tijd voor een inhaalslag dus, vlak voordat mei allemaal lekkers op ons loslaat, waaronder Diablo Swing Orchestra, Sonata Arctica, Carach Angren en de almachtige SABATON! Ja, ik ben behoorlijk psyched. Voor ik het vergeet: vanaf nu ben ik elke donderdagavond rond kwart voor 11 te horen op GLOW Alternative, de show van Clemens Lambermont op Glow FM! Ik zal elke week een opvallend metalplaatje aankondigen. Luisteren dus!
Maar nu weer wat reviews en een wat uitgebreidere jukebox als voorproefje op de mooie muziek die komt.
REVIEWS
Dragonforce – The
Power Within

Als je een fan naar de belangrijkste elementen van
Dragonforce vraagt noemt ie waarschijnlijk de volgende: Lange songs met veel
gitaarsolos- en duels en constant ratelende bassdrums met epische teksten.
Afgezien van de teksten is van die definitie niet veel meer over. Ja, de
nummers bevatten nog steeds genoeg gitaarmasturbaties om de fans te plezieren,
maar de nummers zijn drastisch ingekort tot een lengte van om en nabij vijf
minuten. Dat is kort voor Dragonforce-begrippen. Er is flink gesneden in de
overgangen en de nummers bevatten geen plotse overgangen naar een mid-tempo
brug en dan weer een gitaarduel. Sterker nog, ik heb het gevoel alsof er steeds
maar één van de gitaristen per nummer soleert. Het geeft de nummers wel minder
een ‘kijk een wat een goede gitaristen wij hebben’ gevoel en dat is prettig,
maar toch mis ik wat.
Het andere element dat opvalt is natuurlijk Marc Hudson, de
man die ons ZP Theart moet doen vergeten. En dat doet ie met verve. Marc heeft
een prima stem, die erg dicht bij die van zijn voorganger in de buurt komt maar
het wel beter doet bij de uithalen. En met een uithaal beginnen we aan het
album. Holding On is echt op en top
Dragonforce. Flitsende gitaren, ratelende drums en sferische keyboards,
allemaal vertrouwde elementen. Maar geen lange instrumentale brug. Zoals ik al
zei komt dat de samenhang ten goede, maar toch mist er iets. Fallen World tapt uit hetzelfde vaatje
maar is een stuk agressiever en sneller dan normaal. Pas op Cry Thunder merken we dat er iets
verandert. Het is namelijk helemaal geen razendsnel stuk, maar een mid-tempo
stamper van het kaliber ‘vuist in de lucht en headbangen!’ De teksten zijn nog
steeds van het kaliber ‘swords and glory’ en hoewel in het inmiddels toch wat
infantiel overkomt zijn ze nog steeds erg leuk. Wings Of Destiny is het langste nummer van de plaat en komt het
dichtst in de buurt bij het oudere werk.
Ook Seasons is een midtempo nummer, dat helaas niet zo weet
te beklijven als de voorgande nummers. Met Heart
Of The Storm, Die By The Sword en
Last Man Stands sluiten we af op de
bekende manier. Pakkend en met veel over the top gedoe.
Met The Power Within
weet Dragonforce zichzelf opnieuw te presenteren zonder een ander geluid te
nemen. De vertrouwde elementen zijn aanwezig maar er zijn ook genoeg nieuwe
dingen zodat we gerust kunnen zeggen dat Dragonforce zichzelf vernieuwt heeft.
De kortere nummers hangen beter samen, maar ik moet zeggen dat ik de lange
epossen toch mis. Wel is dit het meest gevarieerde album van Dragonforce tot nu
toe. Marc Hudson is een geweldige aanwinst voor de band. Hoewel ik niet denk dat
Dragonforce zich verder zal distantiëren van hun sound is The Power Within een mooie manier om de haters de mond te snoeren.
De dag dat Dragonforce universeel geaccepteerd is is echter nog ver weg...
79/100
Meshuggah - Koloss

Koloss. Een
toepasselijkere naam is er nooit geweest voor een album. Dat Meshuggah met kop
en schouders boven de hele djent-beweging uitsteekt is wel genoeg gezegd nu. Ik
zal dat dus niet nog een keer doen. Koloss
is een aurale pletwals geworden die in rap tempo een ontieglijke wall-of-sound
op je afvuurt. Aanvankelijk wordt er nog ‘rustig’ begonnen met I Am Colossus.
Rustig in de zin dat de polyritmiek nog niet erg extreem is en het nummer best
makkelijk wegluistert. Zanger Jens Kidman staat prominent in de mix en blijft
behoorlijk verstaanbaar. Op The Demon's
Name Is Surveillance gaat de wals voor het eerst echt van start. Donderende
bassdrums, abstracte riffs en een enorm vage opeenvolging van maatsoorten. Het
is een perfect voorbeeld van Meshuggah’s sound: de drums razen in een standaard
maatsoort door, maar de gitaar vlucht naar alle uithoeken van het metrische
spectrum.
Feit blijft dat Meshuggah langzamer opereert dan voorheen. Behind The Sun illustreert dit. Maar als
je denkt dat langzame tracks makkelijker te behapstukken zijn dan snelle kom je
behoorlijk bedrogen uit. De abstractie is zo mogelijk nóg nadrukkelijker
aanwezig. Halverwege doen de compleet geschifte ritmes hun intrede. Het is
groovend, organisch en abstract, betere woorden zijn er niet.
Als je niet warm wordt van al dit technisch gepingel is er The Hurt That Finds You First dat leunt
op traditionele thrashgrooves. Wat niet wil zeggen dat er geen technische riffs
inzitten want het nummer is zonder twijfel één van de snelste
Meshuggah-nummers, maar ook één van de meest uitdagende.
Voor de fans van traditionele Meshuggah is er Marrow, en God wat is dit nummer lekker.
Het berust compleet op de tradionele elementen die Meshuggah pioneerde op
albums als Nothing, Catch 33 en Chaosphere. Tomas Haake roffelt er op los en de gitaren dreunen
keihard door. Hoogtepunt.
Met Swarm en Demiurge walst de band nog één maal
keihard over je trommelvliezen heen voordat The
Last Vigil dit kolossale album sfeervol afsluit.
Koloss is precies
geworden wat de naam impliceert: een monsterlijk album vol trommelvliestergende
metal. Het maakt niet uit wat alle Djent-groepen doen, Meshuggah is de
onbetwiste heerser van dit genre. De productie is perfect, een pure muur van
geluid die op je afgevuurd wordt. Het tempo ligt lager maar de nummers zijn
toch technischer dan vroeger. De nummers zijn pittig, maar laten zich met
meerdere luisterbeurten wel doorgronden. Dit album is wel bedoelt om in één ruk
uit te zitten, het is een organisch geheel. Al deze elementen maken Koloss er ééntje voor de jaarlijst.
Meshuggah verpulvert de concurrentie weer eens.
93/100
Kontrust – Second
Hand Wonderland

De single Sock n’ Doll
zet meteen de toon. Stevige gitaren trappen het af maar meteen komen er
latin-invloeden naar voren. De coupletten zijn erg traditioneel maar het
loung-achtige pre-chorus geeft meteen blijk van de kracht van de band. Het
refrein is dan weer erg stevig met harde gitaren. In de bridge krijgen we
achter elkaar: metal, reggae en een willekeurige accordeon. Omdat het kan
zullen we maar zeggen. Het is het begin van een muzikale achtbaan vol vreemde
bochten. Want op Falling wordt een
veel traditioneler geluid neergezet waar weinig mee geëxperimenteerd wordt.
Behalve in de beenharde brug dan.
Met The Butterfly
Defect knalt er een heerlijk nummer met een paar flinke latin grooves uit
de speakers. Dit is één van die nummers waar de twee verschillende zangstemmen
perfect tegen elkaar worden uitgespeeld. Het klinkt erg zomers, ook door de
percussie die op de achtergrond doorratelt. Het stampende Rasputin klinkt dan weer erg Russisch met balalaikas in het intro
terwijl Bad Betrayer heel poppy
klinkt. Als klap op de vuurpijl zitten er in Hocus Pocus en Adrenalin
verschillende elementen van circus/kermismuziek. Het komt op papier allemaal
over als een mengelmoes maar door de duidelijke structuur van de nummers is dit
toch een heel toegankelijk plaatje.
Kontrust heeft een enorme stap vooruit gezet met Second Hand Wonderland. Het werkje kom
meer over als één geheel, een stuk logischer dan Time To Tango. De nummers hebben dan wel allemaal min of meer
dezelfde structuur maar door de verschillende elementen hebben ze allemaal een
eigen gezicht. En daarbij is het ook nog eens een heel vrolijk plaatje. Dus
fans van eclectische muziek weten wat ze te doen staat: binnenhalen die plaat!
87/100
Avatar – Black Waltz

Op Black Waltz
brengt de band een soort melodische metal met Rammstein-achtige stampende
bassdrums en Gothenburg-achtige riffjes. De nummers weten zich goed van elkaar
te onderscheiden en dat is erg fijn. Het album trapt af met Let Us Die, een nummer met een keiharde
industriele groove. In de achtergrond zoemt een keyboardje mee maar erg
duidelijk is dat niet. Zanger Johannes Eckelström beschikt over een
monsterstrot die erg lijkt op die van Randy Blythe van Lamb Of God. Imitatie is
het zeker niet want op One Touch en Paint Me Red laat hij horen ook een zeer
goede cleane stem te hebben. Maar de band is op zijn best als ze stampt en
raast als een malle. Torn Apart en Ready
For The Ride zijn daar een prima voorbeelden van. Naarmate de plaat vordert
laat de band meer invloeden horen. Op Blod
wordt in het Zweeds gezongen en de muziek is niet bepaald subtiel. Deze valt in
de categorie ‘raggen tot de oren bloeden.’ Het daaropvolgende Let It Burn tapt uit een ander vaatje.
De mainriff klinkt erg country en de stampende drums geven het lekker veel
power. Wat een beuker, mijn lievelings nummer van de cd.
De laatste etappes beginnen met Smells Like A Freakshow. Weer zo’n lekker beuknummer met een
pakkende riffs. Met Use Your Tongue
staat er een experimenteler werkje op de cd. Het duurt negen minuten maar de
opbouw is best overzichtelijk. Er zit een duidelijk refrein in en het
plotselinge countrystuk tegen het einde is zeer verassend en leuk gedaan.
Avatar verdiend het wel om met deze plaat een wat groter
publiek aan te boren. Na met drie albums in de underground te hebben
gebivakkeerd kan er met Black Waltz
een nieuwe niche aangeboord worden. De metal van het vijftal is eclectisch,
maar toch toegankelijk en pakkend. De nummers zijn gevarieerd en de vreemde
invloeden die er soms in zitten erg leuk. Een hoogvlieger is het niet, daarvoor
is het net te onsamenhangend en het lange afsluitende stuk mist wat ballen om
echt goed te zijn. Maar Black Waltz
heeft zeker zijn charme. Mocht je van eigenzinnige muziek houden of een fan
zijn van keihard stampende drums is Avatar jouw band. Ik zal hem zeker nog wel
eens opzetten.
72/100
Last Kingdom – Chronicles Of The North

Last Kingdom komt uit Zweden en speelt virtuoze power metal, een
beetje á la Stratovarius. Melodische riffs, hoge zang, ratelende bassdrums en
een laagje toetsen. De titeltrack, die het schijfje opent, zet meteen de toon.
Dit is flower metal op zijn best. Nou ja best...Eerder meest cliché en ongeinspireerd.
De nummers bevatten wel allemaal pakkende melodieën en meezingbare refreinen
maar het kabbelt vaak maar een beetje voort en de langere nummers voelen wat
geforceerd aan. Nummers als de titeltrack, Warrior
Kings en End Of Life zijn best
wel aan te horen, ook al klinkt het allemaal wat middelmatig en standaard. De
zwakke schakel is de zang. Zanger Stefan Jacobsen klinkt bij vlagen wat vlak en
krachteloos. Daar komt nog bij dat zijn uithalen, zoals in Silver Moon, gewoon afschuwelijk slecht zijn. Zijn stem klinkt na
een tijdje ook gewoon vervelend in je oren. En dan eindigt het hele album er
nog mee ook. Jammer.
De latere helft van het album bevat langere nummers. Ik heb het gevoel dat ze
langer doorgaan dan nodig. Hangen blijven ze ook niet en dat is dus precies wat
er niet moet gebeuren bij lange nummers.
Lost Kingdom is duidelijk een jonge band die nog niet duidelijk
weet welke richting ze opwillen. Ik weet zeker dat ze de vaardigheid hebben om
prima nummers te maken maar nog niet helemaal weten hoe ze dit moeten doen. Het
album heeft zeker goede momenten, maar dingen als de uithalen, saaie lange
nummers en een vlakke productie maken van deze Chronicles Of The North een erg middelmatig album. En dan heb ik
het nog niet eens gehad over die afschuwelijke albumcover.
57/100
Stay metal \,,/
Geen opmerkingen:
Een reactie posten