Eindelijk is ie er dan: de nieuwe van Sabaton. Lang hebben we er niet op hoeven wachten maar het is altijd een feest als Sabaton wat uitbrengt. Dus samen met twee nieuwe reviews een kort maar krachtig blogje
Sabaton – Carolus Rex
Sabaton – Carolus Rex
Elke twee jaar een album uitbrengen en dan anderhalf jaar de
wereld rondtouren om daarna weer een nieuw album te schrijven en opnieuw te
beginnen, het is aan niet veel band voorbehouden. Wel aan Sabaton. De Zweedse
power metal band heeft inmiddels geen introductie meer nodig. Toen ik ze voor
het eerst zag waren ze de eerste band op de zaterdag van Graspop en openden ze
voor Hammerfall, inmiddels zijn ze een respectabele hoofdact en mogen ze zelfs
direct voor Slayer spelen! De relatie met Nederland en België is zeer diep en
de hernieuwde line-up gaat daar niks aan veranderen.
Carolus Rex komt
twee jaar na Coat Of Arms, het eerste
album via Nuclear Blast. Het is een conceptalbum over de strijdtochten van
koning Karel XII, beter bekend als Carolus Rex. Hoe het verhaal gaat, ga ik
niet vertellen. Het originele album is volledig in Zweeds gezongen, maar de
pers krijgt de Engelse versie opgestuurd. Dit is dus ook degene die ik zal
bespreken.
Met het korte intro en Lion
From The North trapt Sabaton af in de stijl zoals alleen zij dat kunnen.
Beukende drums, een dikke laag toetsen en stevige riffs. Het nummer bevat
sterke coupletten en refreinen, die nog in het Zweeds gezongen worden.
Halverwege is er even ademruimte met het koor, daarna barsten de gitaar- en
toetssolo’s in volle vaart los.
Daarna gaat de reis verder met Gott Mit Uns, een pakkende stamper van een song. Producer Peter
Tägtgren zingt mee op het nummer, maar het grootste aandeel is nog steeds van
de lage stem van Joakim Brodén. Het nummer steunt op de bassdrums en heeft een
flinke drive. Werkelijk alle typen Sabaton-nummer komen voorbij. Met A Lifetime Of War is het vierde nummer
meteen de ballad van het album. Een kritisch nummer, dat zelfs op de situatie
vandaag zou kunnen slaan. Het is geen pure, saaie ballad maar heeft genoeg
ballen en afwisseling om te boeien. Een ‘langzaam nummer’ zou een betere term
zijn. Waarschijnlijk geven de teksten die in het CD-boekje staan wat meer
duiding over de gebeurtenissen in dit nummer.
Na dit gevoelige moment van bezinning betreedt 1648 het territorium van wat ik alleen
kan omschrijven als ‘Primo Victoria/Attero Dominatus Sabaton.’ De nadruk
ligt op de gitaarriff en het ritme in het refrein doet erg denken aan Into The Fire en Talvisota.
Het welbekende ‘marcheer-tempo’ introduceert The Carolean’s Prayer. Een zeer episch
klinkend nummer over het leger van Carolus Rex. Hierbij stel ik de vraag:
waarom kan Sabaton van die pakkende refreinen te creëren? Ook in het
titelnummer zit zo’n knijter van een refrein. Samen met het beukende ritme van
de drums en de zware koren is het makkelijk één van de sterkte tracks van het
album.
Hetzelfde kan niet gezegd worden van Killing Ground. Wellicht dat het bij de Zweedse versie anders is,
maar het heeft gewoon niet de kracht die de andere nummers op eerste gehoor wel
hebben. Het voelt wat geforceerd over. Maar elk album bevat wel zo’n nummer dus
zo’n probleem is dat niet. Trouwens, de brug is erg catchy, dus misschien is er
niet zo’n groot probleem...
Vanaf Poltava gaan
we er weer hard tegenaan met een stuwend ritme en een mooie laag toetsen zoals
alleen Daniël Mhyr die kan maken. Het is het meest headbangbare nummer van de
plaat en samen met 1648 het meest
traditionele. Het compleet tegenovergestelde van Long Live The King. Ook eentje in de categorie ‘langzaam nummer’
maar totaal anders dan A Lifetime Of War.
Het begint al met glorieuze trompetten op de achtergrond in het intro en een
triomfantelijke melodie. Het is een zeer dramatisch nummer met veel koren en
toetsen. Maar er klinkt ook een toon van droefheid en melancholie in door. Het
nummer gaat dan ook over de dood van Carolus Rex.
Dan zijn we bij het laatste nummer aanbeland: het stampende Ruina Imperii, het enige nummer dat op
beide edities in het Zweeds wordt gezongen. Het begint met stevige toetsen en
bevat een zeer episch refrein dat zelfs in Zweeds nog superpakkend is! Het is
een overzichtelijk nummer en eindigt vrij plots, wat toch een minpuntje is.
De speciale edities hebben verschillende covertracks als
bonus, maar die zal ik nu niet bespreken.
Sabaton overwint weer eens totaal. De stijgende lijn wordt
doorgezet maar toch ook weer niet. Carolus
Rex bevat een aantal tracks dat ‘anders’ is maar ook nummers die op ouder
werk lijken. Dit is echter totaal niet storend vind ik. De nummers zijn
pakkend, zoals altijd, maar vergen toch wat meer aandacht omdat de muziek en
vooral de koren en toetsen erg gelaagd zijn. Het verhaal is me nog niet erg
duidelijk, maar bij de cd zelf zal Sabaton vast uiteg geven. Ergens is het ook
wel fijn om niet aan het handje te worden genomen en zelf te bedenken waar een nummer
over kan gaan, maar de band heeft wel met een historicus samengewerkt. Dat
vermoeilijkt dit klusje wel enigzins. Maar je kan natuurlijk ook gewoon van de
muziek genieten. En genieten heb ik gedaan. Lion
Of The North, The Carolean’s Prayer,
1648, Poltava en de titeltrack springen erbovenuit maar elk nummer is wel
sterk. Haal vooral de Nuclear Blast pre-order met de Zweedse én Engelse versie
én bonuscovers! Sabaton is nog steeds ijzersterk, nu hopen dat de nieuwe
line-up deze lijn over twee jaar voort kan zetten.
87/100
Black Messiah – The Final Journey
Black
Messiah is Duitse pagan metal. Met viool. Dan weet je alvast hoe het
klinkt en bespaart me dat een hoop moeite. Duits is altijd een prima taal voor
pagan metal geweest en het is ook nog eens een stoere mannentaal. Dat zijn toch
pluspunten.
Mythologie is een groot goed en dat moet je hoog in het
vaandel houden. Dat vindt Black Messiah tenminste en dus bevat The Final Journey tien nummers over
mythologie, natuur en vikingen. Windloni
is de aftrapper en knalt er meteen lekker in. Pakkende melodieën en een laagje
toetsen en daarbovenop de raspende stem van zanger/violist Zagar. Der Ring Mit Dem Kreuz is een langer
epos waar de viool op de voorgrond treed. Het nummer bevat flink wat
progressies maar de rode draad blijft intact. Into The Unfathomed Tower draagt de ondertitel ‘A Tribute To
Candlemass’ maar als je nu een tergend traag nummer verwacht kom je bedrogen
uit. Het klinkt meer als een capriccio van Paganini met virtuoze vioolriedels
en beenharde drums.
Het melodische Lindisfarne
is een typische viking metal track. Melodische leads geven het nummer een
epische insteek en het geheel ademt vikingsfeer uit. Zeer geslaagde track.
Een groot deel van het album wordt in beslag genomen door de
vierdelige Naglfar Saga.
Prologue – The Final Journey
is ingetogen met akoestische gitaar en viool maar Mother Hel begint an stukken bruter, met stevige keyboards en weer
die typische gitaarleads. Stoere mannenzang leidt ons in in het verhaal en dan
barsten de blastbeats en ruwe zang los. Opeens zit er ook vrouwenzang in het
nummer. Geen idee van wie het is. De viool speelt een mooie solo in dit nummer.
Ook On Board volgt
min of meer dit recept, maar Sailing Into
Eternity is met zijn epische sfeer en schallende synthtrompetten en lange
gitaarsolo wat meer episch. Het album sluit erg glorieus af en dat past zeker
bij de sfeer van Black Messiah, jammer dat er toch een fade-out in zit...
The Final Journey
is een erg prettig viking metalalbum geworden. Black Messiah weet met hun mix
van Duitse zang en vikingmythologische teksten zeker een goed product af te
leveren. De Naglfar Saga is uitgesponnen en vergt wat extra
aandacht, zeker omdat de eerste helft van het album nogal makkelijk
wegluistert. Nummers als Windloni, Into The Unfathomed Tower en Lindisfarne zijn epische doch pakkende nummers
en Der Ring Mit Dem Kreuz en To Become A Man zijn juist weer complexer.
Zo biedt Black Messiah voor iedereen wat wils. Een instant viking metal
klassieker zoals First War Of The World
is het niet geworden, maar de gemiddelde fan van Duitse pagan/folk/viking metal
moet hier toch wel wat uurtjes pret aan beleven.
78/100
Ne Obliviscaris –
Portal Of I
Het Australische Ne Obliviscaris knalde in 2009 keihard
tevoorschijn met de demo The Aurora Veil.
Een schijfje met goede muziek, dat zeker, maar ik kon me niet van de indruk
ontdoen dat we hier met een hype te maken hadden. Laat ze het maar bewijzen met
een album. Drie jaar later is het album er en god wat bewijzen ze zich.
Ne Obliviscaris is zo’n band die zich niks aantrekt van de
norm. Ze maken black metal en doen ongelofelijk hard hun best om zo
on-Australisch mogelijk te klinken. Kille riffs, blastbeats en een krijsende
grunt van de zanger. En de band heeft een violist. Ja, black metal met een
viool. Ne Obliviscaris is dan ook een erg experimentele band. Het album begint traditioneel met Tapestry Of The Starless Abstract. De
viool op de achtergrond, razende tremoloriffs met akoestische stukken erachter
en de afwisseling in de zang tussen Xenoyr en Tim Charles doet denken aan
Borknagar. De basgitaar is hoorbaar en doet een aantal interessante loopjes
onder de gitaren door. Halverwege switcht men vrij abrupt naar een akoestisch
deel met nadruk op de viool en getokkelde klassieke gitaar om even later weer
keihard terug te keren en dát is de kracht van Ne Obliviscaris. Deze
afwisseling komt vaker voor, zo is de eerste helft van Forget Not gewoon een post-rock/akoestisch stuk dat bitter weinig
met metal te doen heeft. En het intro van Of
The Leper Butterflies is gewoon een ode aan Opeth.
Het harde Xenoflux
laat horen hoe goed de viool geïntegreerd is in de muziek. Soms moet ik gewoon
een paar keer luisteren voor ik door heb of het toetsen zijn, gitaren met
effect of de viool. Maar vrijwel alle ambientgeluiden zijn de viool. Hij krijst
op de rand van zijn bereik (Xenoflux)
en beweegt zich subtiel langs de muur van gitaargeweld (As Icicles Fall, Of Petrichor
Weaves Black Noise). In As Icicles
zit zelfs een solo. Ok, er zitten een paar solo’s voor de viool in het hele
album. Maar deze is gewoon de beste.
Portal Of I is een
erg bipolair album geworden. Het schiet heen en weer tussen twee totale
tegenpolen: de botte black metal kant met Xenoyr als leider en de
ambient/progressieve kant waar de viool de dienst uitmaakt. De nummers zijn
lang, misschien iets te lang voor sommigen. Het moet wel je pakkie an zijn,
maar ik ben zeer gecharmeerd van deze eerste worp. Drie van de nummers komen
van de demo, maar nu klinken ze stukken beter, deels door de uitstekende
productie. Portal Of I is een zeer
gedurfde plaat om als debuut uit te brengen. Je moet Ne Obliviscaris echt een
kans geven als een intrigerende mix van elementen je aanspreekt en je wel van
wat avontuurlijke elementen houdt. Mensen die hun black metal het liefst grim
en frostbitten hebben blijven best weg van deze aussies.
90/100
Vogelfrey – Zwölf
Schritten zum Strick
Uit Duitsland komt Vogelfrey. Ze maken folkmetal. Dan denk
je al te weten hoe het klinkt. Doedelzakken, schalmeien en de hele sakkerse
rotzooi. Niet dus. Vogelfrey legt de nadruk op viool en cello-partijen en weet
het metalvaandel hoog te houden door een uitstekende balans tussen folk en
metal te vinden.
Zwölf Schritten zum
Strick is het tweede album van Vogelfrey. De band opereert in de welbekende
traditie van middeleeuwse metal zoals die alleen uit Duitsland komt maar weet
wel een eigen geluid te produceren. Ook lukt het ze om elk nummer een eigen
identiteit te geven.
Zwölf Schritten zum Strick laat een band horen die zeer volwassen
klinkt maar tegelijk nog genoeg potentie heeft om door te groeien. Het album is
behoorlijk hard gemixt en legt de nadruk op de drums. Dit heeft tot gevolg dat
de viool en cello nogal ondergesneeuwd raken. Het draagt er wel aan bij dat
nummers als 6 Vaganten en Düsterpflicht lekker hard stampen. De
zang van ene Jannik is verstaanbaar en de gitaren en bas zitten goed in het
midden. Na het makkelijk opgebouwde 6
Vaganten en het wat langere Düsterpflicht
knalt Schuld Ist Nur Der Met er
keihard in. Een heerlijk partynummer met een springend ritme en in de brug zit
de welbekende melodie die ook in In Extremo’s Werd’ Ich Am Galgen Hochgezogen gebruikt wordt. Een supernummer om
lekker op los te gaan. Der Tod Und Das
Mädchen begint ballad-achtig maar kickt daarna hard in met een lekker
viool/gitaarriff. Het wisselt snelle stukken en langzame stukken met nadruk op
zang af en laat goed zien dat Vogelfrey over veel creativiteit beschikt.
Op Freitod worden
de zaken wat bruter. Grunts en lage riffs kenmerken het stuk en het contrast
met het daaropvolgende kermisanthem Der
Tusch is zo groot dat het makkelijk twee verschillende bands hadden kunnen
zijn. Dat is de kracht van Vogelfrey: geen enkel nummer klinkt hetzelfde dus de
herkenbaarheid is groot. Het is een album waar harde nummers moeiteloos
afgewisseld worden met akoestische ballads als Sommer. Ook is het geen moeilijk album.
Lebenslehre is een
meezingbaar nummer met wat koddige voice-overs erdoorheen, maar wel met een
sterk refrein en afsluiter Galgenvogel
eindigt het album in dezelfde stijl als 6
Vaganten het begon.
Zwölf Schritten zum
Strick is een aangename kennismaking met Vogelfrey. Het geheel klinkt erg
Duits en in eerste instantie als dertien in een dozijn middeleeuwse folkmetal.
Maar op beter gehoor heeft Vogelfrey wel degelijk een eigen identiteit. Bij
tijd en wijle wordt er gebruik gemaakt van schalmeien maar de nadruk ligt op de
strijkers. Voeg daar het sterke en afwisselde songmateriaal aan toe en dan zal
de fan van Duitse folkmetal hier nog best een fijne tijd mee beleven.
82/100
Cannibal Corpse -
Torture
Cannibal Corpse is inmiddels een legende binnen de death
metal. De band heeft het genre keihard op de kaart gezet en is verantwoordelijk
voor een groot deel van de vooroordelen die mensen tegen death metal hebben.
Bloederige teksten en artwork, onverstaanbare rochels, beukende drums en
atonale gitaren; het komt allemaal van Cannibal Corpse af. Nu is het twaalfde
studioalbum uit en kunnen we weer flink wat nekpijn headbangen.
En nekpijn krijgen we. Want Cannibal Corpse heeft lang niet
zo thrashy geklonken als op Torture.
De riffs zijn nog steeds ontieglijk technisch, maar de groove is meer gericht
op hun oudere werk. Gewoon razen en scheuren als een malle, zoals Demented Agression al liet horen. Eigenlijk
is het tot Intestinal Crank gewoon
hakken voor je leven en laat de band geen spaan heel van je trommelvliezen. De
atonale riffs van het duo Rob Barrett en Pat O’Brien blijven een genot voor het
oor en de bas van Alex Webster is natuurlijk duidelijk hoorbaar gemixt. Samen
met Followed Home Then Killed is Intestinal Crank één van de meer groovende
nummers van het album. As Deep As The
Kife Will Go en The Strangulation
Chair hebben ook een bepaalde ‘swing’ maar zijn toch bot genoeg om de death
metalfan tevreden te stellen. De woeste nummers Rabid en Torn Through
sluiten het album af.
Cannibal Corpse wordt niet voor niks de AC/DC van death
metal genoemd. De band levert precies af wat er verwacht wordt en experimenten
zijn nihil. Maar dat is niet erg, want Cannibal Corpse is op hun best als ze er
keihard tegenaan gaan. Torture is dan
ook een plaat zonder echte hoogtepunten, maar ook zonder laagtepunten. De
thrash-factor is wat omhoog gegaan en de technicaliteit van Kill en Evisceration Plague is teruggeschroefd. Daar staat tegenover dat de
nummers wat meer hooks bevatten. Al met al weet de fan wat hij in huis haalt en
hoeft hij niet bang te zijn voor experimenten als cleane zang of akoestische
gitaren.
86/100
JUKEBOX
Cannibal Corpse - Encased In Concrete
Ne Obliviscaris - Xenoflux
Baroness - Take My Bones Away
Stay metal \,,/
Ne Obliviscaris - Xenoflux
Baroness - Take My Bones Away
Stay metal \,,/